Op 16 september zakt de Belgische filmwereld af naar het filmfestival van Oostende voor de jaarlijkse uitreiking van de Ensors, de Belgische Oscars. Wie er zeker over de rode loper zal schrijden, is de cast en crew van ‘Belgica’, de film van Felix Van Groeningen die zeven keer genomineerd werd, onder andere als ‘beste film’, ‘beste acteur’ - zowel Tom Vermeir als Stef Aerts maken een kans op het beeldje - en ‘beste montage’. Boris Van Severen, die in ‘Belgica’ de sexy rocker Davy Coppens speelde, wordt ook in de bloemetjes gezet op het filmfestival. Acteur Kevin Janssens, die als ‘Master’ van deze 10e editie van het festival de creatieve touwtjes in handen houdt, selecteerde 8 Young Stars, jonge creatieve talenten die afgelopen jaar met interessante projecten op de proppen kwamen. Boris is een van deze stars, en mag tijdens het event een avond lang als gastheer opdraven.
Hij stal afgelopen jaar niet alleen de show in ‘Belgica’, die trouwens zijn eerste langspeelfilm is. Ook zijn voorstelling ’The Great Downhill Journey Of Little Tommy’ die hij samen met Jonas Vermeulen maakte, een mengvorm van muziek en theater, kende gigantisch veel succes in binnen- en buitenland. Afgelopen maart strikten wij Boris al voor een interview over ‘Belgica’, de troebele grens tussen theater en muziek en over zijn bekende familie: “Ik ben de enige die niet kan tekenen!” Hier kan je het volledige interview herlezen.
De rol van Boris in ‘Belgica’ mag dan niet zo groot zijn, Davy Coppens is wel een rasechte rockster die komt binnenwalsen als een Gentse god, het dak eraf speelt met zijn band The Shitz en regelmatig de backstage in duikt met la groupie du jour en een zakje coke. “Muzikaal genie en stomende seksgod”, aldus Stef Aerts in de film. Een fijne rol om te spelen, lijkt ons. Boris?
Boris (26): “Eigenlijk was het een jongensdroom die uitkwam. Toen ik via mijn oudere broers voor het eerst met muziek in aanraking kwam, luisterde ik naar Nirvana, Red Hot Chili Peppers, Guns N’ Roses... Harde groepen, toen toch nog, met allemaal rock-sterren. YouTube bestond nog niet, maar ik beeldde mij in hoe die mannen eruitzagen en speelde dat na op mijn Fisher-Price-gitaar. Nu weet ik dat het overroepen is, maar het is tof om te spelen en alle clichés er - op een geloofwaardige manier - door te jagen.”
Je bent vader van twee zoontjes en als we jouw Instagram-account mogen geloven, lijkt jouw leven helemaal niet op dat van Davy.
“Net daarom vond ik het een uitgelezen kans. Lucian, de jongste, was drie maand oud en ik sliep niet goed. ‘s Ochtends kwam ik aan op de set en ging ik er volledig voor, om daarna thuis weer papa te zijn. Dat schizofrene vond ik heerlijk. Ik heb er bewust voor gekozen om vroeg vader te worden. Ik wilde altijd al kinderen en toen ik mijn fantastische vriendin leerde kennen in de Kopergietery, dacht ik: we gaan ervoor. Ik wilde de twijfel voor zijn, want het is nooit een goed moment om kinderen te krijgen.”
Heb je enkel auditie gedaan voor de rol van Davy?
“Ja, na drie dagen wist ik al dat ik hem had. De selectie bestond uit twee delen: je moest een cover van Iggy Pops ‘Lust For Life’ insturen en op basis daarvan mocht je auditie komen doen. Davy is een muzikant, dus was het belangrijk dat je een instrument kon bespelen.”
Je studeerde kleinkunst in Antwerpen en je blijft muziek en toneel combineren.
“Eigenlijk gaat dat bij mij in periodes. Op dit moment werk ik veel in het theater en binnenkort beginnen de opnames voor een nieuwe reeks - waar ik nog niks over mag zeggen - dus momenteel is acteren zowat mijn corebusiness. Maar ik speel ook in een groepje. Of in twee, zelfs! Op sommige momenten ben ik veel meer bezig met muziek, op andere met theater... Het is wat zich op dat moment aandient.”
‘The Great Downhill Journey of Little Tommy’, jouw afstudeerproject is...
“Een mengvorm van theater en muziek, een concert op theatrale wijze gebracht!”
Lopen die twee disciplines voor jou in elkaar over?
“Er zijn geen grenzen in ons denken, dus vind ik dat je ook niet zoveel dingen in hokjes moet proberen te steken. Als iets ondefinieerbaar is, laat het dan ook zo. Ik weiger de term ‘muziektheater’ op zo’n voorstelling te plakken, dat klinkt zo oubollig. Ik noem het liever ‘theatrale vertelling van een concert’ of zo.”
Volgens de perstekst van ‘Belgica’ stond je reeds op jonge leeftijd op de planken met zowel theater als muziek. Hoe oud was je toen?
“Toen ik acht was, ging ik voor ‘t eerst naar de Kopergietery, waar ik vanaf mijn tiende in verschillende voorstellingen meespeelde. En op mijn achtste had ik mijn eerste bandje, waarmee ik al echt ging optreden.”
Wat was jouw rol in dat bandje?
“Gitarist en frontman. Ik heb altijd graag op de voorgrond getreden. Een aandachtsissue, denk ik. (lacht)”
Tja, iemand moet het doen.
“‘t Is dat! Nee, ik heb altijd graag op een podium gestaan, zowel met muziek als met theater. Ik vond die twee altijd even interessant. Maar ik was dus nog héél jong. Mijn eerste betaalde concert speelde ik op mijn negende in een café, waarna we met de hoed rondgingen en toch thuiskwamen met vijf- of zesduizend frank. Waarschijnlijk omdat we zo jong waren, toen waren we nog schattig.”
Je komt uit een artistiek nest. Was het voor jou al snel duidelijk dat je ook die richting uit wilde of heb je ook een ‘ik-wil-
brandweerman-worden!’ fase doorgemaakt?
“Nee, die brandweermanfase heb ik overgeslagen. En ik wist al snel dat ik niet zoals mijn vader of grootvader zou tekenen, want dat kan ik echt niet. Ik ben een tijdje naar de tekenacademie geweest, maar ik vond het verschrikkelijk. Het podium heeft me altijd meer aangesproken.”
Jouw twee oudere broers zijn wél in hun voetsporen getreden.
“Ja, Hannes is designer en David is architect, ze kunnen allebei ongelofelijk goed tekenen. Mijn jongere broer Flor ook. Ik ben de enige die het niet kan.”
Maar jij bent wel de rockster van de familie.
“(lacht) Ja! Mijn vader heeft vroeger nog als drummer in een groepje gespeeld, dat wel niet zo lang heeft standgehouden. Bij ons thuis was muziek een bindmiddel. Er werd niet zo veel gepraat, maar wel veel muziek beluisterd, als een soort ondertoon van de conversatie. We praatten veel over muziek en mijn vader en broers hadden veel cd’s. Eigenlijk wou mijn vader muzikant zijn. Hij was dan ook heel trots op mij dat ik daar wel aanleg voor had, want dat was bij hem niet zo. Maar er is nooit tegen mij gezegd: je móet in een artistieke richting gaan. Nooit.”
Misschien zouden niet-artistieke ouders minder begrip hebben voor jouw keuze?
“Ja, maar dikwijls hebben de beste kunstenaars moeten rebelleren tegen hun ouders. De mijne waren altijd heel begripvol voor mijn keuzes, terwijl ik misschien toch ook wat wilde rebelleren. Dat is dus nog een fase die ik gemist heb.”
Waarom heb je voor een opleiding in Antwerpen gekozen?
“Toen ik in het zesde middelbaar zat, speelde ik in een theatervoorstelling met Mark Verstraete, die toen coördinator was op de kleinkunstacademie. Hij zei dat ik het maar moest proberen. Dat ingangsexamen viel zo goed mee, net als de sfeer onder de studenten, dat ik meteen voor die studierichting heb gekozen. Ik vond het fantastisch! Ik was van plan om ook bij dramaopleidingen in Brussel en Gent ingangsexamen te doen, maar dat hoefde niet meer: ik wou naar Antwerpen. Ik was ook al twintig toen ik klaar was met de middelbare school en ik had het wel gezien in Gent. Ik ben meteen naar Antwerpen verhuisd en vond het er heel tof.”
Heb je veel geleerd tijdens je opleiding? Ben je er anders binnengestapt dan je buitenkwam?
“Absoluut, maar mocht ik er op mijn achttiende aan begonnen zijn, was het voor mij een heel andere opleiding geweest. Ik heb er veel geleerd, maar je moet veel zelf doen, eruit halen wat je erin ziet, of zoiets. En ik ben in een fijne klas terechtkomen. Je wordt eigenlijk tot je klas veroordeeld en die van mij was een leuke bende. We zaten allemaal op dezelfde lijn, Jonas (Vermeulen - red.) met wie ik mijn afstudeervoorstelling maakte, is ondertussen een van mijn beste maten en peter van mijn tweede zoon.”
Je bent verbonden met theatercollectief het KIP.
“Officieel vanaf 2017, maar eigenlijk nu ook al. Ik vond het een heel groot compliment om dat telefoontje te krijgen, want ik ben nog zo jong. Ik ken veel van die gasten, zoals Gilles De Schryver, natuurlijk al superlang, maar het blijft een hele eer dat ze aan mij dachten.”
Het is een jonge groep. Zorgt dat voor een andere dynamiek?
“Ja. Er is sowieso verjonging nodig in de kunstsector, met mensen die weten waar ze mee bezig zijn. Ik heb het gevoel dat we bij het KIP goed weten wat we willen vertellen. Ik stel mij vragen bij sommige grotere huizen die nog altijd op dezelfde mensen teren en die op den duur... die zó worden opgehemeld dat ze nog maar een scheet moeten laten om volle zalen te trekken. Daar krijg ik iets van. Ik denk dat dat gecounterd moet worden met die verjonging, zodat mensen terug gaan kijken naar iets dat hen interesseert in plaats van naar een grote naam.”
‘The Great Downhill Journey of Little Tommy’ blijft een groot succes. Voel je zelf een sterke drang om te creëren? Of speel je niet zo graag mee in iemand anders’ stuk?
“Beiden. Ik vind het lastig als me gewoon gezegd wordt wat ik moet doen, zonder dat ik zelf onderzoek kan doen. Maar eigenlijk heb ik dat nog nooit meegemaakt... Ik vind samenwerking heel belangrijk, iets in mijn eentje maken lijkt me moeilijk. Ik heb een klankbord nodig. Samenwerken met Jonas gaat perfect, we zijn zelfs bezig aan een tweede voorstelling. Ook bij het KIP voelt het goed, alles staat daar ter discussie, wat ik toch belangrijk vind.”
Hoe is Felix van Groeningen als regisseur?
“Ongelofelijk. Hij laat je zó vrij, maar tegelijk weet hij heel goed wat hij wil. Hij heeft veel vertrouwen in zijn acteurs en dat is fijn. Ik was nog maar 25 tijdens de opnames, ik kwam net van school, en plots belt Felix Van Groeningen om te vragen of ik auditie wil doen! Dat is toch maf. In het begin was ik zenuwachtig, maar op den duur denk je van: ik kan mij veel permitteren. Allé, in de zin van: ik smijt er wat dingen uit en hij zal wel zeggen of het goed is of wat beter moet. Ik heb nog niet op veel sets gestaan, maar dit was mijn fijnste ervaring tot nu toe, ik denk dat ze moeilijk te overtreffen zal zijn.”
Je hebt al een paar kleine rollen voor tv gespeeld. Doe je dat graag? Want dat is toch een andere manier van werken.
“Het moet allemaal wat sneller gaan. Dat merk je ook bij ‘Belgica’: wij hadden tijd, waardoor we binnen een scène verschillende dingen konden uitproberen. Ik vind het raar dat sommige films op negentien dagen gemaakt worden. Al heeft dat natuurlijk meer te maken met budget en minder met de keuze van de regisseur. Maar euh... bijrolletjes voor tv vind ik moeilijk, omdat je heel weinig voeding en achtergrondinformatie voor je personage krijgt. Je moet dat er allemaal bijverzinnen. Ik doe het wel graag en het is een fijne manier om nieuwe mensen te leren kennen, maar ik zeg nooit ja op iets dat ik écht niet zie zitten. Daarvoor heb ik te veel eigenwaarde.”
Hong Kong Dong speelt mee in jouw band The Shitz in ‘Belgica’ Is dat toevallig?
“Ik speel af en toe bij Hong Kong Dong als gelegenheidsmuzikant en toen Stephen en David (Dewaele, de muziekproducers van ‘Belgica’ - red.) me vroegen wie ik in mijn band wilde, leek het evident om hen te vragen. Dat ik af en toe met hen mag meespelen, was eigenlijk op eigen vraag. (lacht) Zo van: mag ik niet eens komen meedoen? Vorige zomer stond ik mee op Pukkelpop. Ik kan mij er echt in uitleven omdat ik hun muziek goed vind. Ik zit ook in Nightman, de band van Tijs Delbeke. En we gaan met de groep van de film ook iets doen, al weet ik niet of ik dat al mag zeggen.”
Kies je je projecten op een andere manier nu je vader bent?
“Ja, dat probeer ik wel... Voor de nieuwe voorstelling die Jonas en ik gaan maken, moeten we bijvoorbeeld kiezen tussen een huis in Mechelen of Gent om te repeteren. Maar Mechelen, dat zie ik niet meer zitten. Als wij om vijf uur stoppen, ben ik pas om zeven uur thuis en zie ik mijn kinderen niet. Ik maak die keuzes zonder rancune en ik ben tegelijk nog altijd bezig met mijn carrière. Op dit moment speel ik in HETPALEIS. Dat zijn lange dagen dus ik zie ze nu ook weinig, maar ik weet dat het maar een periode is. Als acteur en muzikant ben je soms maanden thuis en dan haal ik die verloren tijd wel in. Ik vind het prima zo.”
Jouw vader is net als jij op jonge leeftijd aan kinderen begonnen.
“Ja, maar hij was nog jonger: hij was 20 en ik 23. Al heeft hij altijd tegen me gezegd: ‘Doe dat nooit!’ Kijk, dat was mijn rebellie.”
Zijn er nog projecten waar je van droomt?
“Goh... Ik zou het heel fijn vinden om leuke opdrachten te krijgen en met een regisseur samen te werken waarmee je goed kan babbelen, zoals Felix. Het gaat niet over Hollywood en buitenlandse films, maar over persoonlijk contact en mogen blijven spelen. Er staan me nog veel dingen te wachten: ik laat me meeslepen en ik zie wel waar ik uitkom. Als dingen zich aanbieden, is dat fijn, als dingen zich niet aanbieden, ook goed. Er is al zoveel waar ik dankbaar voor ben.”
Het filmfestival Oostende loopt van 9 tot 17 september. Alle info over de programmatie vind je hier.