‘I believe in miracles’ – The Ramones

Wie me goed kende, vergat dat ik een meisje was, wie me niet kende, nam aan dat ik een jongen was. Ik toonde geen zwakte, huilde nooit in het openbaar en haalde mijn vuisten boven als het nodig was. Ik was sterker en sneller dan de jongens van mijn klas en ook beter in voetbal. Dat was belangrijk, want mijn fysieke kracht moest legitimeren dat ik als jongen door het leven ging. Ik wilde me absoluut verantwoorden voor het feit dat ik was wie ik was. Diep vanbinnen dacht ik dat ik op een dag in het juiste lichaam zou wakker worden, als ik er maar hard genoeg in geloofde. Ik leerde de commentaren van onbegrijpende volwassenen en leerkrachten naast me neer te leggen. Wie nooit genderverwarring heeft gekend, kan het onmogelijk vatten. Ik had niet de luxe om stil te staan bij wat anderen dachten, ik had toch geen andere optie. Je zou kunnen stellen dat Moeder Natuur ergens een flater beging, maar ze probeerde die alsnog recht te zetten door me een solide zelfbeeld en de nodige sociale vaardigheden mee te geven en (voor het geval die faalden) een talent om te boksen. Mijn grote broer noemde me trots ‘zijn kleine broertje’. Samen gaven we de grote jongens uit de buurt op hun donder. We staken zo veel mogelijk dingen in de fik en bouwden grasmaaiers om tot racemachines. We luisterden samen naar zijn platen en mijn broer vertaalde de liedjesteksten. Ik vond het geruststellend dat er ergens een wereld bestond bevolkt door geschminkte, langharige mannen in latex en gemaatpakte vrouwen met gemillimeterd haar. Van een tante kreeg ik op mijn twaalfde verjaardag enkele barbies cadeau, in de hoop dat die me alsnog de basisbeginselen van het vrouw-zijn konden bijbrengen. Mijn broer bond ze vast op een skateboard en ik duwde ze de berg af.