‘I’m a space cowboy, bet you weren’t ready for that…’ – Steve Miller Band
Ik werd uitsluitend verliefd op jongens, dacht ik. Achteraf bekeken voelde ik soms wel iets voor vrouwen, maar ik liet het niet aan de oppervlakte komen. Ik liet geen enkele verliefdheid aan de oppervlakte komen. Ik begreep wel dat anderen graag wilden weten of ik een jongen of een meisje was, maar ik had er op mijn zeventiende nog steeds geen antwoord op. Ik maakte gelukkig makkelijk vrienden (bij wie ik mezelf kon zijn), ik sportte, ik las en schreef, ik sleutelde aan dingen, maar ik begon ook te partyen en te experimenteren. Ik dacht zo min mogelijk aan de toekomst, want ik was bang voor hoe die eruit zou zien. Mijn ouders probeerden me gerust te stellen. Als ik van meisjes hield, was dat oké. Ik durfde niet eens te zeggen dat het niet zo was. Mijn leven zou waarschijnlijk makkelijker geweest zijn als ik van meisjes hield. Ik wilde hen zeggen dat ik homo was maar in een verkeerd lichaam zat. Of dat ik als ruimtewezen naar de aarde was gezonden om het paringsgedrag van pubers te bestuderen.
Een leven met genderproblemen kan makkelijk ontaarden in één lange stroom van verontschuldigingen: het spijt me lieve ouders, dat jullie verwijten krijgen omwille van mij, ik weet ook niet waarom ik zo ben, het spijt me dat ik jullie verwachtingen niet kan waarmaken, en ook mijn eigen verwachtingen niet, want ik besef nu dat ze niet stroken met de realiteit. Sorry voor het beeld dat ik van mezelf heb, sorry mooie meid dat je denkt dat ik een jongen ben, sorry mijn eerste lief dat je vrienden je voor homo uitschelden als je mijn hand vasthoudt. Sorry, sorry, sorry …