‘Whenever blue teardrops are fallin’, and my emotional stability is leaving me…Sexual healing is good for me’ – Marvin Gaye

Tegen het einde van mijn tienerjaren begon ik spontaan te transformeren, er hadden uiteindelijk toch wat vrouwelijke hormonen de weg gevonden. Ik ging door een periode waarin ik er noch als een man noch als een vrouw uitzag. Dat leidde soms tot frustratie bij onbekenden, die het al eens nodig vonden om me op straat iets achterna te roepen à la ‘janet’ of ‘freak’. Als transgender mag je er zeker van zijn dat je mensen voor het hoofd zal stoten, ook als je je best doet om niet al te opvallend te zijn.

Hoewel de eighties ruimte gaven aan genderspielerei, waren het de nineties, en meer bepaald de grunge, die me uit mijn hopeloze situatie redden. Kurt Cobain (naar verluidt ook dubieus van gender) had lang haar. Al mijn vrienden hadden lang haar. En conform de tijdgeest liet ik mijn haar ook groeien. Dat had het onverwachte neveneffect dat ik er min of meer als een meisje begon uit te zien. Er verschenen een paar bescheiden borsten en opeens zagen jongens me wél staan, en dan niet als de maat aan wie ze versiertips konden vragen. Een bizarre ervaring was dat. En een beetje een mindfuck ook. Ik verbaasde familie en vrienden door uit de kast te komen als a) vrouw en b) hetero. Vanaf dan had ik altijd wel een lief. Alleen was ik compleet hulpeloos als het op seks aankwam. Ik maakte elke keer een einde aan de relatie als ik de intimiteit niet meer kon ontlopen. Ik was nog steeds druk bezig met me te verontschuldigen. Op mijn achttiende was ik een jaar samen met een jongen die ik heel graag zag. Hij had veel geduld met mij, maar ik kreeg niet uitgelegd waarom ik niet met hem naar bed kon gaan (sorry…) en toen ik de relatie beëindigde, voelde ik me eenzaam en mislukt. Ergens in mij leefde de overtuiging dat er ook fysiek iets niet in orde was en dat ik nooit seks zou hebben. Het kon toch niet alleen maar in mijn hoofd zitten? Ik liet me voor het eerst nakijken door een gynaecoloog, maar die vond niets abnormaals. Ik vroeg hem om nog eens goed te kijken, want ik geloofde het niet. Hij zei dat het probleem (geslachtsidentiteitsstoornis) wel degelijk in mijn hoofd zat (hypothalamus). Hij voorspelde ook dat mijn gendergevoel in de loop der jaren nog kon verschuiven naargelang mijn hormoonhuishouding. Hij achtte het mogelijk dat ik me toch nog een vrouw zou gaan voelen. Voor het eerst in mijn leven moest ik wenen om de situatie. De dokter wilde me zo niet laten gaan en gaf me een glas wijn om te kalmeren. We hadden een goed gesprek, zonder de gebruikelijke verwijten. Hij stuurde me naar huis met een ongebruikelijk advies: doe het gewoon een keer met iemand, je zal wel zien dat het lukt.