Op verkenning in Ok-Pha, een dorpje in the middle of nowhere, en opnieuw ga ik tegen de grond tijdens een operatie...
Vanmorgen hang ik wat rond in het operatiekwartier van de oftalmologen. Met z’n drieën ontvangen ze zoveel mogelijk patiënten in een ruimte die meer wegheeft van een schoendoos dan een dokterspraktijk. Elke vierkante meter wordt er benut. Ik loer naar de rij wachtenden die zich buiten vormt en merk een man met vergroeide rug aan. Wanneer ik hem naar de dokter begeleid, staart hij met met een glazige blik aan en besef ik dat hij amper kan zien.
Meet the Phaco...
Hij lijdt aan een ver gevorderd stadium van cataract, zo vertelt Dr. Dewilde me terwijl hij de resultaten van zijn consultatie neerpent. Geen probleem echter, blijkt dat we met het Phaco apparaat heel gemakkelijk zijn zieke lens kunnen vervangen door een nieuwe. De Phaco? Mijn vragende blik spreekt boekdelen en voor ik het weet sta ik in de operatiekamer voor een kleine demonstratie. Ik loer voorzichtig over de rug van dokter Verelst, terwijl hij zo’n ooglens vervangt en… nog geen twee minuten later ga ik opnieuw tegen de grond -ik kan er blijkbaar écht niet goed tegen. Een oogoperatie valt echt niet te onderschatten en ik leg me erbij neer: ik zal nooit weten hoe de Phaco nu precies werkt.
Terwijl ik in een rolstoel bekom van mijn tweede ontmoeting met de vloer, spreek ik met een dertiger die een dag eerder ook een oogoperatie tegen cataract onderging. Ze maakt zich klaar om terug naar huis te keren en straalt helemaal nu ze haar zicht heeft teruggekregen. Ze kijkt ernaar uit met een computer aan de slag te kunnen en zelfs te gaan studeren: de opties voor haar verdere leven liggen opnieuw helemaal open!
Ik besluit een luchtje te scheppen en Okpha wat te verkennen. Een echt centrum heeft deze plek niet en eens ik het ziekenhuis verlaat, sta ik in een verlaten vlakte die me doet denken aan westernfilms: the middle of nowhere! Na het laatste dorpshuisje, zie je gewoonweg niets zover het oog reikt.
Om de toestroom van See & Smile patiënten op te vangen, staan er buiten het ziekenhuis verschillende kraampjes opgesteld waar je lekkernijen kan scoren. Elke kokkin wil me wat uit “haar” keuken laten proeven en ik neem wat mini bananen en zoete loempia’s mee voor het team binnen.
Aan de andere kant van de weg wonen de pottenbakkers. Onder een huis op palen met een dak van palmbladeren zie ik een dame die kleipotten uit het niets tevoorschijn tovert. In een mum van tijd maakt ze van een hoopje zand en water een prachtige vaas, terwijl haar dochter de pot met een balk, een touw en een spoel doet draaien. Ik steek mijn Canon in de lucht en gebaar of ik een foto mag nemen. Voor ik het weet, word ik bij hen uitgenodigd en doen ze al het mogelijke op mij op m’n gemak te stellen. Ik gebaar naar de afgewerkte potjes en vraag of ik er een aantal kan kopen.
Nog geen minuut later heb ik een zak vol met theepotjes, schaaltjes, potjes en onderbordjes uit klei in mijn bezit. Mijn Kyatts willen ze niet aannemen, een familiefoto daarentegen doet hen wel veel plezier. Alle buren, dochters, kinderen, broers en zussen willen mee op de foto. Onder luid gelach nemen we ontelbare groepsfoto’s en poseren we met mijn nieuwste aanwinsten – poseren met kleiwerk kan ik bijgevolg ook op mijn CV zetten. Het raakt me te zien hoe deze familie op kleine voet leeft en toch zowat haar hele winkel aan mij wil doneren. Ondanks de taalbarrière legt the lady of the house mij de kunst van het pottenbakken uit.
Na een uitbundig afscheid vertrek ik terug richting ziekenhuis. De specialisten kijken vreemd op wanneer ik toekom met bruinrode kleihanden en meer keramiek dan ik dragen kan. We eindigen onze dag met een uitstap naar een naburig dorpje. Ik ben al te voet op weg wanneer ik een lift krijg aangeboden. Ik spring achterop een brommertje dat met blauwe vlammen en de letters Monster is versierd. Hotsend en botsend we over de de onverharde wegen en zonder duidelijk mijn bestemming te communiceren kom ik toch op de juiste plek aan! Na een dag vol gastvrijheid in Okpha kruip ik tevreden in mijn bedje.
(Foto's: Daphne Velghe)