Deze zomer nemen we een oerbelgische hobby op: wielrennen! Of je nu zelf de fiets op stapt of eerder de jacht op een verleidelijke renner inzet: deze snelcursus leert je alles wat je moet weten over de sport.
Diederik Degryse, fervent wielrenner en oprichter van het vintage label Magliamo, maakt ons wegwijs in de verraderlijke bochten van de koers. Dit moet je weten om mee te zijn, om niet af te gaan én om zelf deel te nemen!
Dit moet je weten... om mee te zijn! Enkele basisbeginselen:
1/
- First things first: de eerste over de streep is steeds de winnaar. Je herkent hem meestal aan zijn euforisch gebrul en het feit dat hij beide armen in de lucht steekt.
- Het peleton is de grote groep met de meeste renners. Wanneer men het over een ontsnapping heeft, gaat het over een kleinere bende trappers die voor het peleton uitrijdt en een steeds grotere voorsprong maakt. De verzameling geklopte renners die achter de massa blijven rijden, worden de achterblijvers genoemd. Zij zijn van weinig belang voor het verder verloop van de koers.
- De meeste renners werken in teamverband: je hebt de kopman, de schaduwkopman (om die in geval van pech te vervangen) en de helpers. Die laatsten doen er alles aan om de (schaduw)kopman naar voren te drijven, terwijl hij toch zijn krachten kan sparen. Sommige helpers staan hen bij in het eerste deel van de koers, anderen hebben dan weer de taak een eventuele ontsnapping te begeleiden.
- Als je de koers live wil volgen, neem je best plaats in de nabijheid van een café: daar is de sfeer altijd het beste.
- De belangrijkste momenten van de koers zijn de eindspurt en aankomst –weet dus dat dìt geen goed moment is om te flirten, je prooi zal het je erg kwalijk nemen. Ook de kus van de bloemenmeisjes staat voor veel mannelijke fans voorop, wij stellen voor dat je nu juist héél hard begint te flirten...
- Vraag je je ook af waarom die eind”spurt” in het begin zo traag gaat? Dat komt omdat niemand als eerste de finale race wil inzetten: doe je dat wel, dan vang je alle wind voor je concurrenten op, wat extra uitputtend is. Daarom bluffen de renners altijd wat om elkaar uit hun tent te lokken.
Dit moet je weten… om niet af te gaan!
2/
- Er zijn enkele dingen die je nooit mag zeggen tegen een liefhebber, anders riskeer je straks niet achterop zijn fiets te mogen springen. Dat zijn het feit dat de koers saai is, dat er geen tactiek bij te pas komt en dat het enkel om de benen van de renners draait. Je bent gewaarschuwd.
- Hoe je dan weer wél indruk maakt? Merk fijntjes over een sterke renner op dat hij “in de boter trapt”. Dat wil zeggen dat hij zeer soepel rijdt en duidelijk geen last heeft van vermoeidheid. “Daar zit snee op” betekent dan weer dat iemand een goede aanval uitvoert met een hoge kans op slagen. Bedank ons later maar voor dat ritje op de bagagedrager…
- Blijf ver weg van alle gesprekken over “een borduur trekken”. Dat is het equivalent van de buitenspelregel in het voetbal: een voor beginners onmogelijk uit te leggen principe met een te groot risico op blunders.
Dit moet je weten… om zelf mee te doen!
3/
- Schaf je een fiets op maat aan om rugpijn en –letsels te voorkomen.
- De meeste fietsers ervaren pijn aan het zitvlak, het spreekt dan ook voor zich dat je niet zonder goede fietsbroek (met ingenaaide zeem) in het zadel neerploft.
- Om een lange fietstocht vol te houden, is het belangrijk tijdig een pitstop in te lassen in een leuk café en een kleine picknick op zak te hebben. Experts duiden een goede rijsttaart en een frangipanneke aan als absolute survival basics.
- Vergeet zeker je zonnebril of fietsbril niet. Die dient niet enkel om je tegen de zon te beschermen, maar ook om vervelende vliegjes en stofdeeltjes uit je ogen te houden.
