Vrij-gezel(lig)

Mijn job is op dit moment prioritair en geeft me veel voldoening, maar vreet tegelijk tijd en energie. Dat leidt vaak tot avond- en weekendwerk. Dat niemand me daarover aan het hoofd zeurt, is heerlijk. De vrije tijd die me rest, plan ik naar mijn eigen goesting in. Grotendeels met vrienden die me enorm dierbaar zijn en voor wie ik twenty-four seven klaarsta, en zij ook voor mij. De meeste van hen hebben wel een relatie, maar nooit voel ik me het vijfde wiel aan de wagen. Mogelijk heb ik dat aan die vrienden zelf te danken, die het ook niet dramatisch of meelijwekkend vinden dat ik op mijn leeftijd ‘nog steeds niet van straat ben’. Bovendien hebben ze de tact elkaar niet voor mijn ogen te zitten aflikken, ook dat helpt. We zijn net familie, framily, zoals dat heet. We houden etentjes bij elkaar thuis, hangen samen aan een toog of doen weekenduitstappen. Als iemand van ons ziek is, brengen we soep, hoestsiroop of kersenpitjes, al naargelang de nood. En we checken om de zoveel dagen hoe de week verloopt. Ook dat is liefde.

Het kostte me jaren om écht goed alleen te kunnen zijn, een leerproces met vallen en opstaan. Maar als mijn agenda vandaag overvol dreigt te raken, las ik bewust vrije avonden in. Omdat ik intussen weet dat het anders in mijn hoofd gaat knetteren. Of ik op die momenten tot een gat in de nacht een serie bingewatch, in bad een boek lees of om tien uur in bed kruip – daar heeft niemand zaken mee. Zolang ik me er maar goed bij voel.

Ik vind het trouwens zalig, alleen in dat grote bed. Om me als een starfish te kunnen uitstrekken. Als ik me goed herinner is dat nooit anders geweest, ook toen ik in een relatie zat, verlangde ik altijd naar de nachten alleen. Ik kan het niet goed, samen slapen. Er is altijd te weinig bewegingsruimte, te weinig donsdeken, een te luide ademhaling. Koppels die lepeltje-lepeltje in slaap vallen en de volgende ochtend precies zo wakker worden, ik begrijp daar niks van. Ik kan de avonden waarop ik de afgelopen jaren wenste dat er wél iemand naast me lag, op twee handen tellen.

Ik lig ook niet altíjd alleen in bed, nog een voordeel van het single zijn. Niet dat mijn leven een aaneenschakeling van wilde bedavonturen is – nu we het erover hebben, er is op dat vlak best wat ruimte voor verbetering – maar het idee dat alles kan en mag, is erg bevrijdend. Een café, winkel of restaurant binnenstappen, iemand in de ogen kijken en pure lust voelen. En dan weten dat je ernaar kan handelen. Of je het nu doet of niet, het idee dat het kan volstaat. Dat idee volledig vrij te zijn.

Een paar jaar geleden maakte ik een Tinder-account aan, twee maanden later gooide ik de app alweer van mijn smartphone. Vermoeiend, al zocht ik er niet eens naar een lief, maar eerder naar euhm, sfeer en gezelligheid. Ik hield er de saaiste én geilste seks aan over, met twee verschillende mannen, niet samen. En een zomerlief dat het – zo bleek een maand later – toch vooral van zijn schone ogen moest hebben. Fun while it lasted…