IEDEREEN IMPOSTER

Soms slaat de slinger wel eens door. De broers benadrukken herhaaldelijk hoe dankbaar ze zijn voor hun succes en hoe surreëel dat soms nog aanvoelt. Het ruikt bijna naar het oplichterssyndroom, al die twijfel of ze hun roem wel verdienen. “Ik heb belachelijk veel geluk gehad”, beseft Alex, “en ken betere acteurs die werkloos zijn.” Bill herkent dat gevoel en beweert dat hij zich schaamt wanneer hij eraan denkt dat hun moeder én broer dokters zijn: “Zij redden letterlijk levens.” Ook Gus kan het allemaal niet vatten: hij had verwacht toneel te spelen in muffe kelders in Stockholm – “maar hier ben ik dan” – en Alex vreesde tijdens het draaien van Tarzan voortdurend op ontslag. “Ik wachtte op het moment dat de regisseur me op de schouder zou komen tikken: ‘Het is genoeg geweest jongen, ga maar naar huis’.”