Het is ingewikkeld
Zoals zoveel vrouwen heb ik een gecompliceerde relatie met mijn borsten. Als tiener haatte ik ze. Iedereen die beweerde dat ik ‘fantastische tieten’ (of iets gelijkaardigs) had, werd beloond met woede of tranen. Ik hou van borsten – grote borsten die je over je schouder zou kunnen slingeren, kleintjes die weinig meer zijn dan een tepel – alleen kon ik me niet verzoenen met de mijne. Ze maakten me te zichtbaar. Te bloot. Wat moet een E-cup op een lichaam met maatje 36? Ik droeg samendrukkende bh’s en liep voorovergebogen om mijn borsten te verbergen. Tot ik op twintigjarige leeftijd de borstverkleining onderging waar ik al lang over droomde, in een chirurgenpraktijk in Harley Street die deed denken aan een salon uit de jaren zeventig.
Aan de ene kant heb je de modetietjes, aan de andere kant de pin-upborsten. De mijne passen niet in die tweedeling.
De operatie veranderde de grootte van mijn borsten, maar mijn band ermee bleef grofweg ongewijzigd. Al waren ze kleiner, ik voelde nog steeds een lichte antipathie. Het lijkt wel alsof ik ze nu pas kan zien voor wat ze zijn, sinds ik vorig jaar een kind kreeg en ze zag opzwellen tot gigantische proporties voor ze leegliepen tot de zachte theezakjes van vandaag. Dat komt niet omdat ze nu eindelijk ‘hun doel gediend hebben’ door melk te geven aan mijn nageslacht. Fuck het idee dat het moederschap de ware bestemming van een vrouwenlijf is. Maar de borstvoeding maakte het me onmogelijk om mijn borsten nog langer te negeren. Doen alsof ze niet bestonden, zoals ik bijna twee decennia had gedaan, was geen optie meer. Ik was verplicht om ze te accepteren als de mijne.