“Van een gezonde shopaholic ben ik veranderd in een koopverslaafde, een winkeljunkie die dwangmatig snakt naar een volgende shot. Hoe is het in godsnaam zover gekomen?”
“Je bent gestoord”, klinkt het kleine stemmetje in mijn hoofd. De inkomhal van mijn appartement staat weer beschamend vol met winkeltassen van Zadig & Voltaire, Agnès B, Zara, Repetto, Isabel Marant, Eric Bompard, Ici Paris XL, Paul & Joe… Niet van de minste merken, met een navenant prijskaartje. De buit bestaat uit elementaire basics die bij modewet verplicht in elke dressing thuishoren: een boyfriend en een broekpak, een CC cream en een hydraterend masker van Chanel, een paar ballerina’s en vier t-shirts. Alles samen goed voor een slordige tweeduizend euro aan jaloersmakende goodies die voor de eeuwigheid in de kast verdwijnen, bij de rest van de collectie.
In vrije val
Ik sta voor meer dan twintigduizend euro in het rood, maar mijn winkelhonger is niet te stoppen. Ik verwacht me binnenkort aan het zoveelste alarmtelefoontje van mijn bankdirecteur en lig elke nacht wakker van mijn financiële toestand. Van een gezonde shopaholic ben ik veranderd in een koopverslaafde, een winkeljunkie die dwangmatig snakt naar een volgende shot. Hoe is het in godsnaam zover gekomen? Ik, een meisje van goeden huizen, zoals het zo mooi heet. Mijn moeder is professor, mijn vader gerespecteerd reumaspecialist en mijn drie jaar jongere zus is de overtreffende trap van volmaaktheid. Niet dat ik er slecht voor stond – voor mijn doen. Op mijn 37ste was ik trotse eigenaar van een stijlvol appartement en ik verdiende goed de kost als juriste in een gevestigd advocatenkantoor. Financiële problemen waren een ver-van-mijn-bedshow, ik permitteerde mezelf op gezette tijden een luxueuze uitspatting, maar het bleef allemaal binnen de marge van mijn budget. Tot de pijnlijke breuk met Bruno me vorig jaar in vrije val stortte…
Je hoeft geen gediplomeerd psycholoog te zijn om de feiten te analyseren. Precies een jaar geleden gingen Bruno en ik na tien jaar uit elkaar. ik keek verslagen toe hoe hij zijn koffers pakte, de sleutels van ‘ons’ huis op tafel legde en de deur voorgoed achter zich dichttrok. Daarna ben ik compleet ingestort, misselijk van ellende zakte ik in elkaar. Ik ging door een rollercoaster van emoties: ik voelde me eenzaam, verlaten, triest, vernederd, bedrogen. Zieligheid in het kwadraat.Een week later ging ik terug aan het werk. Niet in de beste vorm, maar de grootste schok was achter de rug. Ik probeerde hem halsstarrig uit mijn systeem te wissen, met wisselend succes. In de week vond ik afleiding in mijn dossiers, maar tijdens het weekend zat ik in een vacuüm. Mijn leven was een lege doos. Ik had geen toekomstperspectief, geen interessante bezigheden, geen sociaal netwerk. Hoe moest ik de uren vullen tot het opnieuw maandagochtend was? Al mijn vriendinnen waren getrouwd of woonden samen. Zelfs Cleo, mijn heilig verklaarde zus, was gelukkig gesetteld en zou binnen de kortste keren de geneugten van het moederschap ondervinden. De horror! Het contrast met mijn hopeloze singlestatus kon niet groter zijn.
Met trillende vingers tikte ik de code van mijn bankkaart in, terwijl mijn hoofd ‘nee nee nee’ schreeuwde. Terug buiten, met mijn kersverse aankoop in de zoveelste winkeltas, volgde de anticlimax
Ik had opeens nergens nog zin in. Niets had nog zin. Mijn boeken. Mijn muziek. Mijn series. Niets kon me nog boeien. Een avondje cinema? In mijn eentje zeker? Ik wou niemand zien en zakte steeds dieper weg. Ik werd razend op ‘het systeem’ en voelde me verraden door alles en iedereen. In mijn hoofd speelde zich een monoloog af in een constante loop. ‘Ik heb verdomme zes jaar gestudeerd om uiteindelijk anderhalf uur per dag te moeten pendelen naar een advocatenkantoor in het hol van Pluto om er mijn – akkoord, goedbetaalde – uren te kloppen. En voor wie? Klote. Ik zit aan de verkeerde kant van de dertig en sta nog nergens. Let’s face it: ik ben single en zal nooit moeder worden. Mijn leven is compleet fucked-up.’
Op dat moment zijn de stoppen finaal doorgeslagen. Ik wou het ‘ze’ betaald zetten, zonder te weten wie die ‘ze’ precies waren. Achteraf bekeken was het een radicale anti-reactie. Een moment van totale zelfdestructie. ‘Het kan me allemaal geen zak meer schelen, bende profiteurs. Ik beslis zelf wat ik met mijn geld doe. Fuck de belastingen, jullie krijgen van mij geen halve cent.’ Een gevoel van onrechtvaardigheid maakte zich van mij meester. Ik wou het recht in eigen hand nemen, voelde me boven de wet verheven. Ik, juriste nota bene.
‘Ik heb dit verdiend’
Die zaterdagochtend, na mijn tweede kop koffie, besloot ik mezelf een plezier te doen. Als iemand een traktatie verdiende, was ik het wel, na al het onrecht dat me was aangedaan.Voor ik het wist, zat ik in een vicieuze cirkel. Hoeveel ik sindsdien heb uitgegeven? Onmogelijk te berekenen. Ik kocht voornamelijk kleren, schoenen en schoonheidsproducten. Een patroon dat zich elke zaterdag herhaalde: mijn compulsieve koopgedrag werd week na week heviger. Mijn werk begon er ook onder te lijden: ik betrapte me erop dat ik sneller afgeleid was en op maandag al uitkeek naar mijn volgende missie. Ik had eindelijk een manier gevonden om de leegte te vullen, om mijn vrijheid en onafhankelijkheid te vieren, om mijn frustraties te kanaliseren, mijn gemis te compenseren.
Je bent echt gek. Het is gedaan, zei ik tegen mezelf. Maar honderd meter verder liep ik alweer de volgende winkel binnen voor mijn volgende kick.
Ik werd mijn eigen personal shopper en volgde een vast shoppingparcours. Mijn grootste ‘geluk’ – als je het zo kunt noemen – is dat ik enkel een real life shopper was, ik bestelde nooit online, anders was de catastrofe helemaal niet meer te overzien geweest. Van zodra ik een boetiek binnenstapte, moest ik iets kopen. Een riem, een trui, een rok. Wat dan ook. Het prijskaartje was bijkomstig. Zodra de verkoopster op haar verkoopstertoontje zei: “Dat staat je goed”, klonk het in mijn hoofd simultaan: “ik heb het verdiend.” Ik fakete dat ik er nog even over moest nadenken – terwijl ik al wist dat ik zou bezwijken. De ultieme bevrediging zat hem exact in dat moment: de intense sensatie dat ik het zou doen, maar dan toch nog de keuzevrijheid had, het gevoel dat ik altijd nog terug kon. Het stemmetje in mijn hoofd dat maar bleef herhalen: “250 euro… Dit is de laatste keer. Daarna stop ik. Echt.”
Terwijl ik mezelf gedecideerd hoorde zeggen: het is goed, ik neem het, werd ik vanbinnen heen en weer geslingerd tussen euforie en wanhoop. Met trillende vingers tikte ik de code van mijn bankkaart in, terwijl mijn hoofd ‘nee nee nee’ schreeuwde. Terug buiten, met mijn kersverse aankoop in de zoveelste winkeltas, volgde de anticlimax. Je bent echt gek. Het is gedaan, zei ik tegen mezelf. Maar honderd meter verder liep ik alweer de volgende winkel binnen voor mijn volgende kick.
Ik had mezelf verlaagd toch juniekniveau. Zoals anderen verslaafd zijn aan alcohol en drugs, was ik uit op winkeltassen. Ik was de schaamte voorbij. Ik verstopte mijn aankopen, net zoals alcoholiekers hun flessen verbergen. Het doel van mijn koopdrang was niet om spullen te hebben, maar om een gemis te compenseren. Zels het bericht ‘saldo ontoereikend’ kon me niet meer van mijn verslaving afhouden.
‘s Nachts kreeg ik paniekaanvallen en begon ik uit te rekenen hoeveel ik op een dag zou moeten afbetalen, maar desondanks kreeg mijn dwang iedere zaterdag opnieuw de bovenhand en moest ik gaan winkelen
Twee maanden daarvoor had ik al een extra lening van tienduizend euro losgekregen, onder het mom van een dure tandbehandeling. Mijn salaris van vierduizend euro, mijn onberispelijke status en het feit dat mijn ouders trouwe klanten waren bij de bank, pleitten in mijn voordeel. “Dit is hoogst uitzonderlijk, mevrouw”, hoorde ik de nietsvermoedende manager zeggen toen hij me – onder strikte voorwaarden – een bijkomend krediet van nog eens vijfduizend euro toestond. Ik stond nu in totaal twintigduizend euro onder nul, maar ik had nog een bonus achter de hand in de vorm van een revolving kredietkaart: een kredietkaart waarmee je over een permanente geldreserve beschikt, noem het een voorschot op je eigen geld. Dat de bank me deze gunst verleende, betekende dus dat ze hun vertrouwen in mij behielden. Wat een geruststelling had moeten zijn, bleek een regelrechte kwelling. ‘s Nachts kreeg ik paniekaanvallen en begon ik uit te rekenen hoeveel ik op een dag zou moeten afbetalen. Ik moest ermee stoppen. Maar ondanks mijn nachtelijke gepieker kreeg mijn dwang iedere zaterdag opnieuw de bovenhand en moest ik gaan winkelen.
Kroniek van een aangekondigd bankroet
Het was de kroniek van een aangekondigd bankroet: mijn cheques werden geweigerd, mijn kaarten geblokkeerd. Ik was er roodgloeiend bij en leefde voortdurend in angst: stel dat ik door de politie word aangehouden? Het was uiteindelijk niet de politie, maar wel de bank die me opriep voor een kruisverhoor. Een deurwaarder zou al mijn bezittingen aanslaan. Ik heb hysterisch gehuild, geroepen, om vergeving gesmeekt. Ik ben ziek, riep ik bij wijze van zelfverdediging, ik lijd aan een koopverslaving. Ik had op het internet verhalen gelezen van vrouwen in een gelijkaardige situatie, dus ik wist waarover ik het had. Ik heb mijn bankier in een uiterste wanhoopspoging beloofd dat ik me zou laten behandelen en dat ik het aan mijn ouders zou opbiechten.
Mijn moeder reageerde geschokt: “Wat heeft jou in hemelsnaam bezield?”, vroeg ze ontzet. “Komt het door de verveling? Omdat je niemand hebt om voor te zorgen?” “Kijk naar je zus”, ging mijn vader verder. Oh ja, gelukkig is er nog de heilige Cleo, brieste ik. Hoe kon ik naast Cleo kijken: de modelhuisvrouw die nooit de controle verliest en alles volgens het boekje doet. Mijn ouders legden de vinger precies op de etterende wonde.
Terug thuis maakte ik een afspraak bij de bank om een afbetalingsplan af te spreken, gespreid over zes jaar. Volgende stap was mijn afkickplan. Met een moraal onder nul ging ik naar mijn eerste sessie bij de psychotherapeut voor een bikkelharde confrontatie met mezelf. Ik heb mezelf letterlijk leeggehuild, oude wonden opengereten. Alle issues, frustraties en complexen kwamen naar boven. Ik had altijd in de schaduw van mijn oudere zus gestaan, nooit aan de hoge eisen van mijn ouders kunnen voldoen. Waarom was ik er niet in geslaagd om een gelukkig gezinnetje te stichten? Een gigantisch minderwaardigheidscomplex lag aan de basis van mijn koopverslaving. Mijn salaris en mijn dressing zouden de leegte in mijn leven nooit kunnen opvullen.
Samen met mijn therapeut probeer ik een andere manier te vinden om gelukkig te worden en de demonen uit het verleden te laten rusten. Het is een lang en moeilijk proces en het is lastig om erover te praten. Het is een ziekte die ik nooit zal overwinnen, maar waar ik mee moet leren leven. Eén impulsaankoop kan voldoende zijn om terug te beginnen shoppen als vanouds. Voorlopig koop ik niets meer, de angst zit er te diep in. Misschien dat ik over een jaar nog eens een paar nieuwe ballerina’s koop? Wie weet…
Meer ontboezemende verhalen?