Zijn breigoedcollecties doen al jaren menig modehart sneller slaan. Voor wie houdt van kleur en prints, zijn ze het summum van ongedwongen vrouwelijkheid. Komende winter debuteert Christian Wijnants met een capsulelijn van luxueuze mannentruien. “Ik speelde al langer met het idee, maar wou mijn eigen tempo volgen.”
Ik sprak Christian Wijnants voor het eerst in 2011, naar aanleiding van de expo ‘Ontrafel: Tricot in de Mode’ in het Antwerpse MoMu. Hij ontwierp toen drie jurken als hommage aan Ann Salens, in zijn ogen ‘de eerste Belgische ontwerpster met zoveel feeling voor tricot’. Dat breigoed ook zou uitgroeien tot z’n eigen handelsmerk, was al overduidelijk. Het interview vond plaats in een klaslokaal van de Modeacademie, waar hij les gaf in Knitting Techniques. Twee jaar later sleepte hij de International Woolmark Prize in de wacht. Juryleden als Victoria Beckham, Donatella Versace en Diane von Furstenberg prezen Wijnants’ werk met merinowol als ‘pretentieloos en tijdloos’.
Vandaag bestaan zijn collecties nog steeds voor bijna de helft uit breiwerk. “Dat is belangrijk voor de verkoop”, aldus Wijnants. “Vaak komen mensen louter voor het breigoed naar de winkel, vooral tijdens de winter uiteraard.” Of hij het weleens beu wordt? “Nooit! (lacht) Toen ik nog aan de Academie studeerde, werkte ik tijdens de zomermaanden in het atelier dat breigoed produceerde voor Veronique Branquinho en Bernard Wilhelm. Ik zat hele dagen achter de machine en maakte tot vijftien sjaals per dag. Maar het werd nooit saai. Breiwerk biedt oneindige mogelijkheden. Zelfs met de rechte basissteek kan je experimenteren.”
Passe-partout
Na zijn studies ging Christian Wijnants aan de slag als assistent bij Angelo Tarlazzi en ook bij Dries Van Noten, van wie hij weinig evidente kleurencombinaties leerde maken. Hij ontwikkelde een uitgesproken stijl van pure lijnen en grafische prints die hij sinds 2003 in zijn eigen collecties verwerkt. Zijn visie bleef al die jaren dezelfde: mooie kleren maken waarin vrouwen zich goed voelen. “Ik hou van een zekere nonchalance. Van de elasticiteit en beweging van gebreide jurken en rokken. En hoe ze zich aanpassen aan het lichaam. Ik ontwerp niet met één type vrouw in het achterhoofd. In elke collectie zitten een aantal passe-partout stukken die een breed publiek aanspreken. Ik snap het punt niet van heel vernieuwende, maar ondraagbare mode. Is dat commercieel denken? Misschien, maar daar is niks mis mee. Het is de realiteit: je moet verkopen om te kunnen groeien.”
Diezelfde realiteit dreef de ontwerper in 2013 – tien jaar na de opstart van zijn label – in de armen van de Belgische familie Cigrang, eigenaar van de scheepvaartgroep CLdN/Cobelfret. Die investeerde 1 miljoen euro in ruil voor de helft van de aandelen. “Het is een interessante wisselwerking. Ik heb mijn creatieve ziel zeker niet verkocht. Ik kan in alle vrijheid ontwerpen, zonder gedoe aan mijn hoofd, en voel me financieel ondersteund. In de mode ben je voortdurend aan het investeren en prefinancieren. De return komt pas veel later. Zonder investeerder was het me waarschijnlijk niet gelukt.”
Vier keer per jaar trekt Christian Wijnants naar Parijs, de stad bij uitstek waar de modewereld zich komt voeden. Zijn collecties vallen daar erg in de smaak bij buyers uit Japan, Californië en Nieuw- Zeeland. “Het is een constante zoektocht om goed te doen voor zoveel mogelijk markten. Als ik een wintercollectie maak, moet die meteen ook voor warmere klimaten geschikt zijn, met dunnere stukken. Wat niet evident is, want het duurt veel langer om een dunne trui te breien. Bovendien zijn dunne garen fragieler én duurder.”
Man van moodboards
Na zestien jaar heeft hij het vak in de vingers en kent hij de mode door en door. Ligt de routine dan niet op de loer? “Dat zou je denken. (lacht) Maar het ontwerpproces blijft lastig na al die jaren, heel lastig zelfs. Ik weet nooit zes maanden op voorhand hoe mijn volgende collectie er zal uitzien. Elke dag voelt als een work in progress.”
Wijnants tekent geen volledige silhouetten op papier, hij is eerder een man van de sfeerschepping. In zijn Antwerpse atelier aan de Italiëlei staan grote panelen tegen de muur met foto’s, kleurstalen en lapjes stof. Ze blikken vooruit op zijn collectie voor volgende zomer, deels geïnspireerd door de Afro-Amerikaanse portretfotograaf Henry Taylor. “Mijn moodboards zijn mijn houvast, mijn focuspunt. Nu hebben we dit interview, en straks heb ik een meeting over de financiën. Als ik terugkom, helpen deze beelden me om weer in de sfeer te geraken. Je zal hier ook nooit een foto van drie jaar geleden zien hangen. Ik hou niet van déjà-vu. Altijd is er wel een nieuwe, vaak onverwachte inspiratie.”
Kunst als inspiratie
Voor zijn huidige wintercollectie grijpt Christian Wijnants terug naar de stoffen van de seventies, zijn kindertijd. Wollen mantels en pakken, ribfluwelen broeken, hemden in zijde en katoen … Ook de Amerikaanse Alice Neel bood inspiratie. “Ze was een schilder van portretten of zoals ze zelf zei ‘een verzamelaar van zielen’. Ik ontdekte haar werk toevallig in een galerij in Berlijn. Neel overleed al in 1984, maar haar werk is zó fris. Ze schilderde heel direct, realistisch en intiem. Het lijkt wel of je de figuren in haar schilderijen al jaren kent.” Om zijn woorden kracht bij te zetten, neemt hij er een stapel geïllustreerde boeken over Neel bij. Wijnants trekt er niet zo vaak op uit als hij zou willen, maar reist wel veel via tentoonstellingen en boeken. Hij bladert gezwind door de pagina’s, op zoek naar een veelzeggend beeld. “Zie je … die zachte, bijna onafgewerkte lijnen. Heel vloeiend en flou. Dat vrije gevoel prikkelt me en loopt als een constante door de collectie. Veel strepen in combinatie met bloemenprints, die ik met dikke penselen en olieverf op papier schilder en vervolgens digitaal verwerk.”
Et alors, les hommes
Christian Wijnants is op zijn best als hij met kleuren en prints kan spelen. In zijn debuutcollectie voor mannen zien we 3D-geprinte truien, jacquardbreisels en intarsia truien in hemelsblauw, ‘burnt tangerine’ en Perzisch oranje. Zijn stofdessins gaan terug op de ikat, een eeuwenoude verf- en weeftechniek gekenmerkt door vage contouren. Wijnants schilderde de dessins met de losse hand. Een beetje op z’n Alice Neels, zoals in zijn vrouwenlijn. Niet schots en scheef, maar ook niet perfect recht. “Dat maakt het menselijk.” Waarom die eerste mannencollectie er nu pas komt? “Ik speelde al langer met het idee, maar koos ervoor om deze collectie op mijn eigen tempo te benaderen. De focus ligt op mijn sterkte: breiwerk. Qua DNA en spirit kan je de lijn doortrekken naar de vrouwencollecties. Ik vertrek vanuit de rondbreitechniek, waarbij de trui naadloos van de machine rolt. Ik ben geen fan van naden in breigoed. Breiwerk moet net heel soepel zijn, als een tweede huid.”
De beperkte mannenlijn bestaat uit drie variaties op deze techniek: twee truien, met en zonder rolkraag, in merinowol en één trui met ronde kraag in baby alpaca. Of er binnenkort ook een volwaardige mannenlijn komt, inclusief broeken, accessoires en schoenen, is nog maar de vraag. “Voorlopig vind ik het idee van een capsulecollectie wel fijn, ook al krijg ik regelmatig de vraag waar de broeken blijven om met de truien te combineren. Ach, het moet niet altijd hard en snel gaan. Doe mij maar traag.”
Trage mode
Toen ik hem in 2011 interviewde, gaf hij ook al een pleidooi voor trage mode. Toch nam Wijnants twee jaar later een beslissing die het tempo net zou opdrijven. Mede dankzij de financiële steun van Cigrang, begon hij met twee extra collecties, de pre-fall en de resort. “Ik heb nog steeds moeite met de huidige modekalender en z’n waanzinnige schema’s. Burberry probeerde het systeem al eens te doorbreken, maar kwam snel terug op z’n beslissing de seizoenen te volgen. De mallemolen hoort nu eenmaal bij het vak. Uiteindelijk ben ik blij dat we de stap naar de precollecties hebben gezet. De eindconsument ook, dat voel je. Er hangt sneller iets nieuws in de winkelrekken om uit te kiezen.”
Goed voor de klant, maar het ritme legt een enorme druk op de ontwerpers. “Het is best zwaar, ja. Bij de wintercollectie, waar we amper vijf maanden de tijd voor hebben, draaien we vaak puur op adrenaline. Maar het was ook een uitdaging om even te herbronnen en na te denken over de essentie. We werken nu vanuit het idee van één grote seizoenscollectie, met een eerste en tweede deel. Zo liggen de precollectie en hoofdcollectie van elk seizoen in elkaars verlengde.”
Teamwork makes the dream work
Mode is teamwork en geen enkele ontwerper klaart de klus alleen. Het team achter Christian Wijnants is de voorbije jaren flink gegroeid. Dat zorgt voor rust in zijn hoofd en atelier. Terwijl Wijnants als een sneltrein door de ruimte raast, werkt men er kalm en beheerst verder aan de Resortcollectie 2020 die zo meteen buiten moet. “Het blijft een moeilijke oefening om de dingen voor een groot stuk uit handen te geven. Om los te laten. Je moet weten, vroeger deed ik het allemaal alleen. Ik kom van ver … (lacht) Gelukkig lig ik nog maar zelden te piekeren ‘s nachts. Als ik hier de deur dichttrek, schakel ik vrij snel over op privémodus.”
Hebben de jaren zijn visie op de mode veranderd? “De modewereld zelf is het sterkst veranderd, vind ik. Alles wordt nog sneller geabsorbeerd en beoordeeld. Ik herinner me de tijd dat ik samen met een fotograaf aan campagnebeelden werkte. Die beelden werden geprint in een lookbook. Stel je voor (lacht)! Vandaag swipe je van het ene beeld naar het volgende, alsof het niks is. Het is ook makkelijker om kritiek te geven, want dat gebeurt tegenwoordig anoniem. Met die gratuite negativiteit kan ik moeilijk om. Al is mijn vel intussen wel wat dikker. Vier jaar geleden vreesde ik de afsluit van elk seizoen, de shows, de commentaren van de pers … De kleinste kritiek hakt erin als je maandenlang intensief aan een collectie hebt gewerkt. Nu bekijk ik het steeds minder seizoen per seizoen. Ik ben tevreden als we het goed doen op jaarbasis. Voortaan focus ik op de bigger picture, dat helpt me om vooruit te gaan.”