Twee edities van de Olympische Spelen moest ze met hartzeer laten passeren. Maar deze zomer in Tokio is Hanne Claes (28) erbij. ELLE spreekt met de sprintster over gouden ambities, Australische mirakels (haar lief incluis) en de hordes in haar carrière.
24 juli 2020. D-day, want dan weerklinkt het startschot van de Zomerspelen in Tokio, Japan. Dat is: als het event doorgaat tenminste, gezien de huidige coronacrisis. De Leuvense Hanne Claes (28) zal of zou voor het eerst in haar atletiekcarrière over de olympische meet lopen. De editie in Londen in 2012 miste ze met amper een tiende van een seconde, en ook op die van Rio de Janeiro vier jaar later was ze afwezig vanwege een achillespeesblessure. Pijnlijk, maar vandaag staat Claes sterker dan ooit. Ze traint inmiddels non-stop voor Tokio waar ze niet alleen de individuele 400 meter horden zal lopen, maar ook samen met de Belgian Cheetahs de 4×400 meter. Tel daar met een beetje geluk nog de 4×400 meter Mixed Relay bij, de gemengde aflossing, en je weet dat haar voorbereiding voor de Spelen makkelijk het hele voorjaar in beslag zal nemen.
Wanneer we Hanne ontmoeten naast de indoorpiste van het Centre Sportif de Blocry in Louvain-la-Neuve, is coach Jacques Borlée (vader van Kevin, Jonathan, Dylan en Olivia Borlée, red.) net op vakantie in Spanje. Hanne Claes: “Misschien maar goed ook. Hij zou dit interview niet met volle goesting goedkeuren. (lacht) Op een gewone vrijdag staat er in de voormiddag een sessie plyometrie op het programma. Die haal ik straks wel in, na het sleelopen!”
Wat betekent dat olympisch ticket voor jou?
“Alles! Ik ben van nature eerder rusteloos, dus de peace of mind omdat de kwalificatie binnen is, was zeker welkom. Op het WK in Doha eindigde ik twaalfde op de 400 meter horden; voor een finaleplaats op de Spelen moet ik nog vier plaatsen stijgen en dus net ietsje harder lopen. Ik heb er vertrouwen in, maar de concurrentie is loodzwaar. Elke topsporter leeft naar de Spelen toe en zal er het beste van zichzelf geven.
Om in de top acht te geraken, moet je het nationale record van Ann Mercken verbreken. Dat geeft stress, lijkt me.
“Haar prestatie van 54.95 dateert al van de Spelen in Atlanta in 1996. Dat wil wat zeggen. Het is zeker geen gemakkelijk record om te verbreken. Heel wat vrouwen hebben het al geprobeerd en niet gehaald. Daarom focus ik me liever op mijn persoonlijke beste tijd. Die staat op 55.25 en het is mijn ambitie om die tijd te verbeteren. Ik moet nog wat sterker worden en mijn pasritme iets langer leren aanhouden. Als dat lukt, kan ik een tijd in de 54 lopen. Hopelijk gebeurt dat in Tokio.”
Het zou een meisjesdroom zijn die uitkomt.
“Absoluut! Mijn mama deed vroeger ook aan atletiek. Zelfs nadat ze van mij bevallen was, liep ze nog halve marathons. Als kind ging ik altijd mee supporteren met mijn papa en dan keek ik bewonderend naar langeafstandsloopster Marleen Renders, zij won keer op keer. Ik wilde net zoals zij worden. Uiteindelijk koos ik voor spurt, compleet het tegenovergestelde. Vanaf die eerste training op mijn dertiende was het raak. Alleen had ik door faalangst een hekel aan wedstrijden. In het begin weigerde ik deel te nemen. Toen ik ongeveer zeventien was, ben ik het professioneler beginnen aanpakken.” (lacht)
Niet veel later combineerde je topsport met studies aan de KU Leuven. Was dat moeilijk?
“Best wel, ik kreeg een studentencontract als topsportster en moest op beide vlakken presteren. Zo’n contract geldt telkens maar voor één jaar en je raakt het zo weer kwijt. Vooral wanneer je regelmatig geblesseerd bent, zoals ik. Presteer je niet, dan krijg je geen tweede kans. Mijn enige lichtpunt was dat ik veel meer tijd aan mijn studies kon besteden in de periodes dat ik out was. Drie jaar lang heb ik gesukkeld met een achillespeesblessure, maar ik behaalde ondertussen wél mijn diploma Lichamelijke Opvoeding en nog een extra master in Business Management.”
Hoe kom je terug op niveau na zo’n zware blessure?
“Met vallen en opstaan – letterlijk. Het was afzien: op elke training kon ik wel huilen van de pijn. Zelfs de trap op en af gaan was een hel. Op een bepaald moment besloot ik om ermee te stoppen. Mijn vriend, een volleyballer, was ook net geblesseerd. Het ideale moment om samen te gaan reizen. We trokken naar Nicaragua, Costa Rica, Panama en Australië, waar Max vandaan komt. In Melbourne kwam ik toevallig in contact met twee achillespeesexperts. Zij gooiden mijn revalidatieprogramma 180 graden om en gaven me andere oefeningen dan die ik thuis gewoon was. Die andere aanpak werkte, wonder boven wonder. Na een viertal maanden kon ik opnieuw door het leven zonder pijn. Tijdens het eerste seizoen met Jacques als nieuwe coach leken mijn prestaties uiteraard nergens naar. Dat was enorm confronterend. Iedereen had me al lang afgeschreven en ik voelde de twijfel groeien. Ook bij mezelf. Ik wist niet of ik het wel kon waarmaken. Mijn mama en sportpsychologe Ellen Schouppe hielpen me er bovenop. Zij kennen mijn ambities als geen ander. Uiteindelijk bereikte ik een punt waarop ik dacht: als ik één jaar kan blijven trainen, dan kom ik er wel. En dat was ook zo. Na dat jaar eindigde ik vierde op het EK atletiek in Berlijn.”
Je carrière verliep soms moeilijk. Heb je ergens spijt van?
“Ik heb wel het gevoel dat ik op veel vlakken niet optimaal begeleid ben. Ik was als jong meisje vaak overtraind, of stond zo scherp dat ik mijn regels niet meer kreeg. Maar dat heeft me ook sterker gemaakt. Dankzij mijn blessures kan ik vandaag meer relativeren. Ik geniet van elke uitdaging die op mijn pad komt, omdat ik besef dat ik het allemaal kwijt had kunnen raken. Uiteraard weet ik niet hoelang mijn lichaam het nog volhoudt, ik ben tenslotte ‘al’ 28.”
Is leeftijd voor een atlete zo’n breekpunt?
“Ach, kijk naar Allyson Felix. Zij is 34 en heeft meer gouden medailles dan Usain Bolt. Ik bewonder Allyson en de pure, natuurlijke manier waarop ze loopt. Ook naast de piste blijft ze trouw aan zichzelf. Nadat Nike weigerde haar financieel te beschermen tijdens haar zwangerschap, ging ze gewoon op zoek naar een andere sponsor. Een sterk signaal, vind ik. Alsof een zwangerschap een blessure is …”
Jij wordt stilaan zelf een rolmodel. In een video van Plan International pleit je voor gelijkheid tussen jongens en meisjes in de sport. Spreek je uit ervaring?
“Toch wel, de eerste jaren van mijn leven woonde ik in Costa Rica. Mijn ouders werkten er voor Vredeseilanden, vandaag beter bekend als Rikolto. Ik had altijd het gevoel dat ik erbij hoorde, ook al was ik de enige blondine en stak ik er op klasfoto’s met kop en schouders bovenuit. Maar op het vlak van sport had ik er geen plaats. Niemand van de meisjes trouwens. Er was enkel voetbal, en voetbal was er alleen voor jongens. In Europa heb je als meisje of vrouw wel toegang tot sport, maar je krijgt nog steeds minder verloning en aandacht in de media. Daarom liggen projecten als Plan International me zo nauw aan het hart, misschien een idee om mee verder te gaan na mijn atletiekcarrière …”
Zijn er prestaties waar je nog van droomt voor je je loopschoenen aan de kant zet?
“De ultieme droom is sowieso een medaille op olympisch of wereldniveau. Individueel of samen met de Belgian Cheetahs. Ik heb altijd beweerd: ‘Na Tokio stop ik!’ Intussen denk ik dat ik daarop ga terugkomen. Zolang mijn lichaam meewil en ik er nog plezier aan beleef, blijf ik lopen. Wie weet tot op de Olympische Spelen in Parijs? Daarna ben ik 33 en kan ik aan mijn tweede carrière beginnen, en aan een kind. Alles erop en eraan.”