ELLE gaat in de leer bij mensen die het maken. Ze steken hun handen uit de mouwen en creëren parels van objecten die het midden houden tussen kunst en craft. Deze maand: Jantine van Peski, de vrouw achter het weefgetouw.
Flashback naar 2011. De Nederlandse Jantine van Peski studeert af aan de Modeacademie van Antwerpen, mét felicitaties van de internationale jury, lovende woorden van Diane Pernet en een eigen catwalkmoment op de Miele Catwalk. Haar mastercollectie ‘Wires 10.0’ bestaat uitsluitend uit silhouetten van macramé. Je weet wel, zoals de DIY-plantenhangers uit de jaren 70, maar dan op hoog niveau. Noem het sculpturale couture. Handwerk van de bovenste plank. Of noem het commerciële zelfmoord: hoe plak je een prijs op een handgeknoopte top waar je in je eentje al gauw dertig dagen aan werkt?
Het stelt Jantine na het afstuderen voor een lastige keuze. Een eigen couturelijn is niet aan de orde, en ook werken voor een commercieel label ziet ze niet meteen zitten. Haar droomjob moet haar liefde voor ambacht en techniek tastbaar maken. Die droom zal ze pas vier jaar later, in 2015, verwezenlijken met haar eigen online weefshop Fūnem Studio. Beginnen doet ze met een omweg: “Ik wilde graag een jonge mama worden. Dat was geen rationele keuze, maar ik zag mezelf ook niet richting Parijs of New York trekken om me er uit de naad te werken bij een groot modehuis. Ik wilde in Antwerpen blijven en een nest bouwen, dat kwam heel intuïtief. Nu denk ik weleens: ‘Jeetje, ik was amper vijfentwintig toen Lou, mijn oudste, werd geboren’. Maar spijt heb ik nog geen seconde gehad.”
Je studeerde zeven jaar mode, eerst in Amsterdam en Arnhem, vervolgens in Antwerpen. Om er uiteindelijk weinig mee te doen …
“Ik had vrij snel door dat ik voor een ander pad moest kiezen. Na de Academie voelde ik dat mijn visie niets kon bijdragen aan de modewereld. Ik geloofde toen al, en nu nog meer, dat we te veel produceren en consumeren. Dat staat haaks op de ontwerpen die ik creëerde. Ik wilde me niet aanpassen aan het systeem en zo de connectie met mezelf verliezen. Wat niet wegneemt dat de mode mij enkele mooie ervaringen heeft opgeleverd: stages bij A.F.Vandevorst en Haider Ackermann, samenwerkingen met Muuse Copenhagen en Woolmark. Daar ben ik dankbaar voor.”
Hoe ben je van macramé bij weven uitgekomen?
“De techniek van macramé had ik volledig onder de knie, dus het was tijd voor wat anders. Ik ben bezeten door textielkunst, en macramé en weven vloeien naadloos in elkaar over. Na de geboorte van Lou wilde ik workshops weefkunst geven. Het materiaal dat ik voor die eerste testsessie had gekocht, zette ik nadien weer te koop op Etsy, zonder veel verwachtingen. Drie dagen later was mijn eerste verkoop rond. Totaal onverwacht had ik een gat in de markt ontdekt. Je vond destijds geen enkel instructieboekje online of goede materialen om als beginner mee aan de slag te gaan.”
Je zag toen je kans om de basis voor Fūnem Studio te leggen?
“Inderdaad. Die eerste jaren moest ik keihard werken om alle bestellingen buiten te krijgen. Ze bleven maar komen! Ik begon op dat moment ook met mijn deeltijdse job als freelance accessoireontwerper bij Bellerose – die geeft me wat financiële zekerheid en ontwerpen blijft een passie. Het was een intense periode. Tegelijk werd er een vuur in mij ontstoken: ik wilde mijn klanten steeds meer kunnen aanbieden. Het begon bij weeframen, maar al snel kwamen daar wol, garens en ander weefgerei bij. Een vriendin vroeg me: ‘Jantine, je gaat toch geen eigen wolwinkel beginnen hè?’ (lacht) Het geitenwollensokkenimago, daar kun je niet omheen.”
Nochtans, handwerk is weer hip. Crochet wordt zelfs een trend deze zomer.
“Kijk eens aan! Ik merk wel dat de interesse in weven vooral leeft in de Verenigde Staten, waar ik ongeveer vijftig procent van mijn bestellingen lever. De weefcreaties hangen er als wandkleed aan de muur of liggen als tapijt op de grond, een interieurtrend die volgens mij nog niet over z’n hoogtepunt heen is. Sommige van mijn klanten beginnen nu zelf een handeltje met de garens die ze op overschot hebben. Instagram is een krachtige tool.”
En dus heb jij er plots concurrentie bij?
“Zo zou ik het niet noemen, ieder doet z’n eigen ding. Er bestaat intussen een hechte community van ‘weavers’ wereldwijd, en ik ben trots dat ik mee aan de basis stond. Omdat ik weinig tijd heb om te weven, deel ik op Instagram vooral het werk van andere wevers, die hun materiaal bij mij aankochten. Dat werkt aanstekelijk, want ik krijg er elke dag zo’n honderd volgers bij. En soms nog een pak meer … Op een ochtend bleek mijn Instagram helemaal ontploft: actrice Amanda Seyfried had op haar account een foto van een van mijn weeframen gepost, met de caption ‘all the way from Belgium’. Zo snel kan het gaan dus, en niet op de gesponsorde manier. Daar hou ik niet van. De afgelopen jaren is de community rond Fūnem Studio heel organisch gegroeid. Ik heb nooit iets geforceerd. Mijn vuistregel is: blijf bij de basis. Ook mijn weefgetouwen gaan terug naar een ijzersterk ontwerp dat al zeker vijftig jaar bestaat. Die andere weeframen, zonder draaibalkjes, zijn lang niet hetzelfde.”
Je maakt de weeframen niet zelf, maar geeft er je eigen toets aan?
“Dat klopt. Ik haal ze bij een gespecialiseerde schrijnwerkerij, een klein Duits familiebedrijf waarmee ik al jaren samenwerk. Een deel van de pakketten ontwikkel ik wel zelf. Zoals de weefkammetjes, die laser ik met het logo van Fūnem Studio. En ook de standaarden om de weefgetouwen rechtop te zetten, vervaardigen we hier in het atelier. Verder werk ik met wol van Italiaanse spinnerijen en met ecologisch verantwoorde garens om de kwaliteit van het eindresultaat te garanderen.”
Zie je jezelf als een ambachtsvrouw?
“Ja, toch wel. Ook al is mijn werk minder uitgesproken creatief dan toen ik nog ontwierp in macramé. Ik hou van vakmanschap, van dingen in elkaar steken en mooi afwerken. Vandaag vertaalt zich dat in het samenstellen van weefpakketten en het geven van workshops. Maar dat vind ik niet erg. Ik haal mijn voldoening bij tevreden klanten. Al hoop ik in de toekomst wel meer tijd te krijgen om zelf te weven. Het enige stuk dat ik helemaal heb afgewerkt, hangt hier aan de muur. Een ongewone combinatie van wol en metaal, omdat ik het experimenteren echt niet kan laten.” (lacht)
Wat was je grootste uitdaging tot nu toe?
“De eindeloze energie in mijn hoofd verzoenen met de fysieke limieten waar ik soms tegenaan bots. Ik loop vaak op het randje. Na mijn tijd aan de Modeacademie heb ik een burn-out gehad, een soort van backlash omdat ik me zeven jaar kapot had gewerkt. Ook vandaag blijft het zoeken naar een gezonde balans. Gelukkig heb ik er sinds een half jaar een assistente bij, zij bereidt alles voor en pakt de bestellingen in. Het was moeilijk om iemand te vinden die even liefdevol met de producten omgaat. En misschien nog moeilijker om de controle te leren delen.”
Welke dromen koester je nog?
“Het zou fijn zijn als Fūnem Studio uitgroeit tot een platform voor textielkunst in de brede zin. Ik ben voortdurend op zoek naar nieuwe technieken of oude technieken om vanonder het stof te halen. Momenteel werk ik aan een project met Lore Laporte van Eddie Wollie. Zij maakt vilten dierenhoofden en geeft workshops over de techniek van naaldvilten. Ik stelde voor om haar werk samen te vertalen naar DIY-kits. Gek eigenlijk, zo anticommercieel als mijn afstudeercollectie destijds was, zo klantgericht is Fūnem Studio nu. Mensen zin geven om zelf iets te maken met hun handen, daar doe ik het voor.”