ELLE gaat in de leer bij mensen die het maken. Ze steken hun handen uit de mouwen en creëren parels van objecten die het midden houden tussen kunst en craft. Deze maand: schilder slash roze troetelbeer Geert Koekoeckx.
Na een autorit van twee uur (wtf, Waze?!) bereik ik eindelijk mijn bestemming. Ik vloek binnensmonds – de fotograaf zit naast me op de passagiersstoel – en vraag me af waarom mijn ex-stadsgenoot de liefde zo ver is gaan zoeken. Leuvenaar Geert Koekoeckx woont, tekent en schildert sinds kort in het Oost-Vlaamse Berlare, in het oude huis van zijn vrouws grootouders. Een klassieke bungalow met een intrigerend modernistisch interieur. De woonkamer met roze tapijt lijkt wel een balzaal, met niet veel meer dan een sofa pal in het midden van de ruimte. Hij gooit z’n pantoffels uit en nestelt zich in kleermakerszit. Tegen de muur tegenover hem rust een levensgroot schilderij dat hij zopas heeft afgewerkt. Ontegensprekelijk een echte Geert Koekoeckx: felle kleuren, absurde animaties, een schattige aap die met z’n eigen botten jongleert...
In Koekoeckx’ werk komen sowieso veel dieren voor. Beestjes met een hoge aaibaarheidsfactor, maar evengoed misvormd of met enkele ledematen minder. Precies daarom nemen recensenten en het publiek wel vaker de term ‘luguber’ in de mond, maar zo ziet de kunstenaar het zelf niet. “Als kind tekende ik ook al gekke dieren en soldaatjes met geamputeerde ledematen op de grond. Dit is de gerijpte, volwassen versie ervan. Botten en skeletten fascineren me. Voor mij is dat niet akelig of morbide, maar eerder bevreemdend. Wat is het nut van een volmaakte wereld te schilderen? Of een aap met perfecte anatomie? Die aap bestaat al, dus gebruik ik veel liever mijn verbeelding, hoe “vreemd” die ook mag lijken. Ik wil dat mijn werk reacties losmaakt. Dat mensen er niet gewoon naar kijken en het daarbij laten. Door zo’n bizar tafereel voor je neus word je bijna gedwongen om wat langer te blijven stilstaan.”
Atelier vol curiosa
Via een glazen deur in de woonkamer vang ik een eerste glimp op van Koekoeckx’ merkwaardige universum, dat een eigen plek kreeg in dit huis. Het is een atelier vol curiosa. Schilderijen in het gezelschap van opgezette dieren met vlijmscherpe tanden en pikzwarte kraaloogjes. Hoe lelijker, hoe beter volgens Geert, want van schoonheid volgens de regels van de kunst houdt hij niet. “Ik vind het niet eens erg als de kinderen op mijn doeken kladden. Dat kan misschien nog goed uitdraaien. (lacht) Soms gebruik ik ook schuurpapier om de dingen wat minder mooi te maken of bewust vaag te houden. Ik fantaseer graag over wat er geweest zou kunnen zijn. Zo vind ik een ruïne van een kasteel duizend keer interessanter dan een prachtig gerenoveerde burcht met torens en wapperende vlaggen.”
Geerts fascinatie met geschiedenis en wat zou kunnen geweest zijn, deed hem als kind dromen van een carrière als archeoloog. Dat hij ook zijn tekentalent verder zou kunnen ontwikkelen en het ooit zou kunnen maken als kunstenaar, kwam nooit in hem op. “Voor mij was dat destijds hetzelfde als troetelbeer worden. Compleet onwerkelijk. Toen ik 16 was, zag ik een film over het leven van Jean-Michel Basquiat, en wat later ook een levensecht werk van hem in het MuKHA in Antwerpen. Het was de eerste keer – en mogelijks de enige keer – dat een schilderij mij in die mate heeft ontroerd.”
Liefde voor roze
De toevallige kennismaking met Basquiat werd een keerpunt voor de jonge Geert Koekoeckx, die zijn studie wiskunde inruilde voor kunsthumaniora en later ook schilderkunst ging studeren aan het Sint-Lukas in Brussel. Daar evolueerde zijn stijl van vrij sombere landschappen à la Permeke, dik geschilderd met olieverf in bruine aardetinten, naar een absurd-psychedelische beeldtaal die haast van het doek spat. Zijn ontembare liefde voor kleur, en dan in het bijzonder voor de kleur roze, kan hij niet echt duiden. Hij wijt het misschien deels aan het controversiële karakter ervan. “Geen enkele andere kleur kan mensen zo blij en tegelijkertijd zo kwaad maken. Loop eens rond in Brussel in een fluoroze jas. Ik kan me de reacties al inbeelden ... Die haat-liefdeverhouding intrigeert me en daagt me uit bij elk nieuw werk. Niet dat ik zoveel roze gebruik hoor, dat lijkt alleen maar zo.” Je houdt ervan of je houdt er niet van. Van de kleur roze, maar eigenlijk ook van Koekoeckx’ hele oeuvre. En dat beseft hij. “De meeste van mijn schilderijen zijn inderdaad vrij druk en chaotisch, in your face. Net daarom trekt het vooral jongere mensen aan, denk ik. Ze zijn het gewend om op korte tijd veel beelden te verwerken. Soms krijg ik te maken met een koppel waarvan de ene helemaal gek is van een schilderij, maar de andere knapt er net op af. En soms saboteer ik de verkoop helemaal zelf. (lacht) Ik lijd aan het oplichterssyndroom. Dan voel ik me schuldig om betaald te worden voor iets waar ik zoveel plezier uit haal. Schilderen is als spelen voor mij en voelt allesbehalve als hard werk. Mag dat wel?”
Het gebeurt steeds vaker, vertelt hij, dat zijn kunstwerken een koper vinden via Instagram. Want een geschikte galerij tegenkomen is niet evident en voor veel galeristen is de risicofactor van jonge kunstenaars vaak te groot. “Ze zeggen dan ‘dat ze het niet zien’. Of ze zien het wel, maar ze tonen weinig interesse in mijn verhaal en het idee achter het schilderij. Dat klopt niet naar mijn gevoel, dus haak ik af. Wellicht zou het allemaal vlotter lopen als ik in reeksen kon werken. Dat zou galeristen, het publiek en ook mezelf wat meer rust geven. Een soort van houvast. Helaas is het me nog nooit gelukt. Verder borduren op of herhalen wat ik al gemaakt heb, interesseert me niet. Probeer ik het toch, dan is er altijd dat stemmetje in mijn hoofd dat zegt: ‘Geert, je hebt al eerder zo’n werk gemaakt. Doe eens iets anders.’ En dan ga ik weer aan de slag met een heel ander kleurenpalet en formaat. Misschien is dát de rode draad in mijn werk. De chaos als verbindend element.” (lacht) Vorig jaar voelde Koekoeckx wel een klik met een handvol galerijen, maar door Covid-19 kreeg slechts één tentoonstelling het startschot. De Cecilia Jaime Gallery in Gent vervroegde zijn expo ‘In de lochting huist een vledermuis’ met een week om de lockdown voor te zijn. Ook dit jaar is het nog koffiedik kijken. Voorlopig staat er niets op de planning. Dat moet frustreren voor een kunstenaar die zijn doeken uiteindelijk toch tot bij een publiek wil krijgen. “Natuurlijk wil ik dat mijn werk gezien en geapprecieerd wordt. Geen enkele kunstenaar doet wat hij doet puur voor zichzelf. De voldoening wordt groter naarmate er meer reacties komen. Het steekt enorm om nu vooral onder de radar te moeten schilderen.”
Knullige diertjes
Exposeren hoort er even niet bij, maar intussen heeft Geert Koekoeckx de ideale manier van werken gevonden. Op maandag en woensdag geeft hij teken- en schilderles aan volwassenen en kinderen. De rest van de week is hij vrij om zijn eigen ding te doen, met de voormiddag als vast inspiratiemoment. “Zodra mijn kinderen vertrokken zijn, krijg ik een soort van angst over mij. Dat overvalt me elke ochtend. Het gevoel te moeten schilderen en te moeten presteren in een korte tijd, want om 18u zijn ze alweer thuis. (lacht) Meestal neem ik dan ruimschoots de tijd om na te denken, dingen op papier te zetten in mijn schetsboek en uit te werken. Of ik kwak al wat verf op het doek om er vanaf te zijn. Een wit doek is nooit tof. Is dat niet vergelijkbaar met een schrijver die zijn eerste woorden op een blanco blad moet typen?” Inspiratie haalt Geert nog steeds uit de geschiedenis, of uit wat zou kunnen geweest zijn. Van Romeinse fresco’s tot oude, Perzische miniaturen en middeleeuwse prenten waarop dieren heel amateuristisch en knullig – zijn woorden, niet de onze – worden weergegeven. Het is de wisselwerking tussen deze beelden en zijn eigen verbeelding die Koekoeckx’ caleidoscopische schilderijen langzaamaan vormgeven.
Wat wil hij bereiken met zijn kunst? Wat is zijn ultieme ambitie? “Tien jaar geleden had ik je zeker geantwoord: ‘De wereld veroveren! Als kunstenaar, niet als dictator.’ (lacht) Dat idee is inmiddels afgezwakt, of eerder realistischer geworden. Succes hangt af van zoveel verschillende factoren. Met talent alleen kom je er vaak niet. Maar ik blijf graag positief. Mijn werk is goed en ik heb er het volste vertrouwen in. Een van de beste adviezen kreeg ik bij het afstuderen, van mijn lerares kunstgeschiedenis. Zij waarschuwde me: ‘Let op dat je niet te snel de hoogte wordt in gekatapulteerd.’ Gelukkig ben ik altijd een laatbloeier geweest, op zowat elk vlak. Mijn babystapjes storen me niet ...”