Haar naam doet misschien geen belletje rinkelen – dat heb je als je de winst van de LVMH Prize moet delen met zeven medefinalisten. Maar Supriya Lele is iemand om in de gaten te houden. De Brits-Indiase ontwerpster geniet faam over het kanaal en duikt bij ons op in de nieuwe MoMu-campagne. “Antwerpen heeft een enorme invloed op mijn werk.”
Supriya Lele te pakken krijgen, is geen evidentie. Zij en haar nieuwe pup zitten net midden in een verhuizing van de ene upcoming wijk in Londen naar de andere. Een compleet andere wereld dan Meriden in de West Midlands, waar ze een groot deel van haar jeugd doorbracht. Tussen de skaters en de goths. Lele was het zwarte schaap in een familie van dokters. Ze kleedde zich uitsluitend in donkere kleuren, verfde haar kamer paars en knalde Black Sabbath uit de boxen. Tot opluchting van haar ouders groeide ze snel uit haar goth-kleren, maar de zwarte monochrome stijl van Helmut Lang, Jil Sander en Martin Margiela bleef hangen. “Ik hield ervan om te experimenteren met stoffen, nooit met kleur,” vertelt ze. “Ik herinner me nog vaag een lange, leren rok met een indrukwekkende split vooraan. (lacht) Het was een goede tijd om mezelf te ontdekken, zonder de druk van sociale media. Mijn omgeving was erg inclusief. Zelfs als etnische minderheid in een klein, conservatief dorp maakte ik deel uit van een hechte vriendengroep. Dat gaf me als tiener het zelfvertrouwen om assertief te zijn over wat ik leuk vond en wat niet.”
Lele – inmiddels 33 – draagt nog steeds graag leer, zonder donker goth-kantje. In 2017 debuteerde ze op London Fashion Week in het gezelschap van Fashion East, twee jaar later deed ze het solo met een minimalistische esthetiek die elke 90’s kid nostalgisch deed terugblikken. Stretchbroeken met olifantenpijpen, haltertops, nauwsluitende minirokjes … Kortom, alles wat jarenlang als ‘fout’ werd beschouwd, maar vandaag bij jongeren weer in de kleerkast hangt. “Als ik iets mooi of interessant vind, hoeft het geen verdere uitleg,” zegt ze over haar eigenzinnige stijl. “Ik werk zelden rond een thema. Ik kan het niet goed uitleggen, maar een collectie begint altijd heel intuïtief, rond een emotie of ervaring. Voor mij roept de subcultuur van de nineties en de noughties een gevoel op van seksueel zelfvertrouwen, empowerment en ook een beetje rebelsheid – heel actueel allemaal.”
Boob tubes en sari’s
Hoewel Lele’s werk – en persoonlijke look – vaak geassocieerd wordt met zwart, houdt ze intussen enorm van kleur. In haar nieuwe herfst-wintercollectie zien we opvallende tinten die balanceren op de grens van slechte smaak: limoengroen, kauwgomroze, tabaksbruin, kersenrood.. Ze liet zich inspireren door de ongewone kleurencombinaties van voetbalshirts, maar eigenlijk zijn het haar Indiase roots die kleur geven aan elke schets en creatie. Ze denkt nog vaak terug aan haar grootmoeder, die ‘s morgens met een sari onder haar labjas naar de kliniek vertrok. Een kledingstuk met een magnetische kracht, geeft ze toe, maar Lele had er tijdens haar tienerjaren een haat-liefdeverhouding mee. “Ik trok het aan en dacht: ‘Hoe ga ik dit er ooit cool laten uitzien? Of gewoon al als iets van mezelf?’ Toen was het gemakkelijker om dat deel van mij in een hoekje te duwen. Wanneer je een andere huidskleur hebt of in een ander land bent opgegroeid, ontken je elementen van je erfgoed om je beter te kunnen aanpassen aan de heersende cultuur. Als een soort overlevingsstrategie. Dat deed ik dus.”
Pas veel later, toen ze mode ging studeren aan het Royal College of Art in Londen, ontwikkelde Supriya Lele een intense affiniteit voor haar Indiase kant. Van haar dubbele identiteit maakte ze een handelsmerk. Invloeden die eerder onverenigbaar leken, blijven naast elkaar overeind. Van boob tubes tot de traditionele dupatta-sjaal die ze herwerkt tot een transparante chiffonjurk. Of een slangenmotief uit de streek Madhya Pradesh dat verdacht veel doet denken aan de schaamteloze tribal tattoos van de jaren negentig.
Lele speelt met de visuele codes van India en herinterpreteert ze vanuit haar Britse culturele opvoeding. “Iedereen kent de typische Indiase kleren, met veel decoratie, paisley prints en felle blokkleuren. Hoe magnifiek ze ook zijn, ik wilde iets anders zien. Een asymmetrische zoom bijvoorbeeld. Transparante stoffen. Of zwart leer! (lacht) Die subversieve details maken mijn ontwerpen sterk en zelfverzekerd. Ik hoor soms ook de woorden ‘sexy’ en ‘sensueel’ vallen, maar zo zou ik ze zelf niet omschrijven. Wanneer ik in mijn werk naar Indiase kleding verwijs, komt dat meestal voort uit warme herinneringen en een zekere nostalgie.”
Lockdown Lele
Lang blijft ze nooit weg uit India. Ze bezoekt er regelmatig familie aan vaderskant, en in 2019 reisde ze samen met fotograaf Jamie Hawkesworth naar de Narmada in Jabalpur om er haar SS20-collectie te shooten. Het duo was zo onder de indruk van de heilige rivier en de meisjes die aan haar oevers wonen, dat er een handgestikt boek van kwam. Het zette Lele op de kaart bij een feministisch publiek (de opbrengst van ‘Narmada’ gaat integraal naar Girl Rising, een campagne voor onderricht en empowerment van meisjes), en versterkte haar positie als ontwerpster van ultravrouwelijke mode met een crosscultureel verhaal.
Dat ze het begrip feminiteit zo goed weet te vatten, heeft wellicht ook te maken met haar team dat alleen uit vrouwen bestaat. “Elk kledingstuk wordt hier in de studio door iedereen gepast. Het is belangrijk om te zien hoe een snit valt op verschillende lichaamsvormen en -lengtes. Al zijn we het passen stilaan beu. (lacht) We hebben zin om vrij naar buiten te gaan en er goed uit te zien.”
Terwijl ze privé de druk voelde om een volleerd yogi te worden en alles te lezen wat ze nog nooit gelezen had (“Ik heb tijdens de eerste lockdown wel honderd boeken gekocht”), bleef Covid-19 mild voor het merk Supriya Lele. Ze moest de prijzenpot van de LVMH Prize 2020 netjes delen met haar zeven medefinalisten, maar had ze die anders sowieso gewonnen? En Kaat Debo, directeur van het Antwerpse ModeMuseum, nodigde de Brits-Indiase ontwerpster uit voor een beeldcampagne waar ook gevestigde waarden Raf Simons, Walter Van Beirendonck en Glenn Martens aan meewerkten. “De omstandigheden waren beperkend, maar juist dan doen zich de mooiste kansen voor. Ik vind het belangrijk om me te engageren voor allerlei artistieke projecten en mijn creativiteit te voeden. Deze samenwerking voelde als een natuurlijke klik. Antwerpen heeft een enorme invloed op mijn werk, ook al ben ik er nog nooit geweest. Binnenkort plan ik een bezoek, beloofd. Geef me eerst wat tijd om me te settelen en die stapel boeken naast mijn bed te lezen.”