Interieurarchitecte Heleen Desmet houdt zich dezer dagen niet alleen met renovatieplannen bezig. Onlangs maakte ze de stap naar een eigen meubellijn die naadloos aansluit bij haar Studio Sober. Natuurlijke materialen en intuïtief design zetten de toon.
Het interieur van eventlocatie Maison Jackie ging in 2019 viraal, nog voor het goed en wel was afgewerkt. De foto’s van de bamboekeuken van het Noorse Ask og Eng, de ovalen eettafel uit mortex en de gouden hanglampen boven het eiland werden een hit op Pinterest en Instagram. Het zette ook Studio Sober op de kaart, de creatieve conceptstudio van interieurarchitecte Heleen Desmet (32). Samen met Ellen Wauters van Maison Jackie verzamelde ze verschillende objecten en bracht ze met zorg bijeen in een gedeelde serene sfeer. Haar filosofie? ‘Leef de essentie, leef sober.’ Of hoe tien Tupperware-kommen in de keuken het nooit kunnen halen van één prachtige, handgemaakte kom. “Zie het als een oproep naar een uitgepuurde levensstijl, met meer rust en minder franje. Spullen die te veel aandacht vragen, zijn niet nodig naar mijn gevoel. Ze leiden af van de essentie en mijn hoofd kan dat niet verwerken. (lacht) Thuis trek ik de lijn door. Het huis moet opgeruimd zijn, zonder dat het er ooit onbewoond lijkt. Uiteraard mogen mijn kinderen hier vrijuit zichzelf zijn, met overal op de vloer speelgoed in de felste kleuren. Maar zodra ze in bed liggen, schuif ik het met plezier aan de kant.”
Hongerloon
Soberheid zit verweven in Heleens hele zijn. Ze verwijst naar haar kleding die al zo lang ze het zich kan herinneren basic en ongecompliceerd is. Haar interieurstijl volgde en ontwikkelde zich de eerste zeven jaar van haar carrière bij verschillende interieurarchitectenbureaus in het Antwerpse. In 2018 vond ze de tijd rijp voor iets van zichzelf. “Ik was mentaal klaar voor de switch naar een eigen studio. Die beginjaren als freelancer, van bureau naar bureau hoppen, waren slopend. Je werkt voor een hongerloon, want ‘je mag van geluk spreken dat je hier zelfs maar een kans krijgt’. Heel intimiderend allemaal. Bovendien was ik het beu om steeds andermans ontwerpen verder uit te werken, terwijl ik steeds zekerder werd van mijn eigen kunnen en stijl. Dat begon te wringen. Als ik zelf ontwerp, sta ik er met hart en ziel achter en kan ik er veel harder voor gaan.”
Het plaatje klopt bij Heleen. De interieurs die ze aflevert voor Studio Sober weerspiegelen haar persoonlijkheid. Rustig, bescheiden, warm. Ze heeft een vlotte babbel, maar zegt geen woord te veel. De essentie is voldoende. “Misschien is dat wel mijn grootste défaut: ik leg niet makkelijk contacten. Je zult me nooit tegenkomen op netwerkevents, daar ben ik te onzeker voor. Dat is dan weer het voordeel van werken voor een bekend bureau: zij hebben connecties in overvloed.”
Ze zegt het niet met zoveel woorden, maar de wereld van architectuur en interieurdesign is bikkelhard. Vergelijk het met die van mode. Niet alleen worden klanten steeds veeleisender, ook tussen collega’s onderling lijkt er veel concurrentie en afgunst te bestaan. “Ik besef dat ik eigenlijk te zacht ben voor wat ik doe. Op de werf moet je als ontwerper je mannetje kunnen staan en je ideeën verdedigen. Het lukt me steeds beter, maar het blijft wel een rol die ik speel. Telkens als ik naar de werf vertrek, moet ik mezelf oppeppen. En al zeker als ik weet dat de aannemer in de fout is gegaan en ik hem zo dadelijk zal moeten corrigeren. Vreselijk vind ik dat. Maar ik moét het doen, voor mijn klant.”
Ontkenningsfase
Wat ze zelf haar grootste défaut noemt, is waarschijnlijk ook haar grootste troef. In een verkennend gesprek met nieuwe klanten voelt Heleen goed aan wat hun wensen zijn. Ze let op hun lichaamstaal, kleine details die verraden hoe ze leven … Op basis daarvan beslist ze hoe zacht of hoe krachtig ze gaat in de selectie van materialen. “Het belangrijkste is dat de klant zich comfortabel voelt in het interieur dat ik voor hem heb ontworpen. Een beetje mensenkennis komt dus wel van pas. Zodra mijn eerste voorontwerp op tafel ligt, gaat het finetunen sowieso een stuk vlotter. Mensen zeggen nu eenmaal makkelijker ‘dat wil ik niet’ dan ‘zo zou ik het graag willen’. En dan zijn we vertrokken.”
Het valt zelden voor dat ze er compleet naast zit. Gebeurt het toch, dan moet die feedback minstens een paar dagen bezinken. Ze noemt het haar ontkenningsfase. “Klanten vergeten soms dat er over een ontwerp vaak lang wordt nagedacht en dat er in de realisatie veel energie kruipt. Ik doe er altijd alles aan om een mooi voorstel op papier te zetten. Ik geef hen de best mogelijke opstelling van meubels, stoffen en andere objecten. Als dat zo eenmaal in mijn hoofd zit, is het lastig om daarvan af te wijken. Heel af en toe moet ik zoveel aanpassingen doen dat er van het oorspronkelijke ontwerp weinig overblijft en ik het gaandeweg kwijt raak. Dat is jammer, maar uiteindelijk moet ik het loslaten. Als de klant tevreden is, is mijn taak volbracht.”
Iedereen Japandi
Heleens klanten zijn vaak jonge gezinnen met een renovatieproject voor de boeg. Ze willen een nieuwe keuken of badkamer, of spreken de interieurarchitecte aan voor een totaalrenovatie. Vaak via Instagram, in een DM – zo eenvoudig gaat dat tegenwoordig. Voor iemand die niet van live netwerken houdt, zijn sociale media het gedroomde visitekaartje. “Ik kan van achter de schermen mijn verhaal naar buiten brengen. Heerlijk! (lacht) Ik denk dat dat verhaal ook wel klopt, juist omdat het niet fake of gemaakt is. Ik beeld mijn werk nooit anders af dan hoe het in de realiteit is. Zolang je eerlijk bent, kun je volgens mij geen flaters begaan en weet het juiste publiek jou wel te vinden.”
Nu is Heleen vandaag lang niet de enige interieurarchitecte die zweert bij organische vormen, neutrale kleuren en zachte stoffen. Zelfs een Zara Home springt op de Japandi-trend en verkoopt sobere interieurstukken als zoete broodjes. Daar sta je dan met een ontwerp waarvan je de toegevoegde waarde bijna moet gaan bewijzen. “Dat klopt, het is niet makkelijk om jezelf te onderscheiden binnen een overweldigend aanbod. Door sociale media is het interieur bepalend voor een identiteit geworden, net zoals een bepaalde kledingstijl dat is. Vroeger was een woning iets intiems, nu is het een display van onze persoonlijkheid. Iederéén wil een mooi interieur om mee uit te pakken, en liefst tegen een betaalbare prijs. Ik snap dat. En ik bekijk het vooral positief: het geeft mij de mogelijkheid om toegankelijkere interieurs te creëren. Voor klanten die niet meteen over het grootste budget beschikken, kan ik duurdere items mixen met goedkopere alternatieven en toch eenzelfde unieke sfeer bereiken. Een win-win!”
Anna, Elisa en Cecile
Ze liet het al een paar keer vallen tijdens dit gesprek: ontwerpen is haar echte passie, de rest van de job neemt ze voor lief. Het is de reden waarom ze steeds vaker losse schetsen begon te tekenen in haar notitieboekjes, tussen de details van andere projecten door. “Werken aan mijn eigen collectie voelde als een vorm van escapisme. In de bouw duikt er altijd wel een of ander probleem op. Als interieurarchitect moet je overkoepelend werken en antwoorden naar de klant brengen. Maar ik ben geen loodgieter of elektricien; ik kan niet alles oplossen. Sommigen kicken op de stress van onbekende problemen. Ik niet. Meubelontwerp is een afgelijnd vak, met weinig verrassingen. Dat geeft me rust en het gevoel van ‘ik kan dit’.” Door de coronacrisis had Heleen plots wat meer tijd om van haar losse schetsen iets concreets te maken. Ze ontwierp een stoel, een bijzettafel en een kamerscherm, die respectievelijk de namen Anna, Cecile en Elisa kregen. Degelijke, Vlaamse namen die doen denken aan eenvoudigere tijden en tegelijk het lokale karakter van de collectie benadrukken. “Aangezien ik twee zonen heb, was het ook eens fijn om meisjesnamen te mogen uitkiezen.” (lacht)
Het kostte haar een dik jaar om de drie objecten op punt te krijgen, om een evenwicht te vinden tussen esthetiek, duurzaamheid, comfort en techniek. Ze werkte nauw samen met textielartieste Nathalie Van der Massen, Debbie van Dam van Studio Tout Près, natuursteenspecialist Elite Stone en Schrijnwerkerij Aerts in Nijlen, op twee straten van waar ze zelf woont. “Ik ben ontzettend trots op wat we samen verwezenlijkt hebben. Het smaakt absoluut naar meer, maar ik heb er momenteel de middelen niet voor. De productie is duurder uitgevallen dan wat ik had gehoopt. Ik wilde per se vasthouden aan mijn verhaal van natuurlijke materialen, lokaal en ecologisch vervaardigd, met als gevolg dat de meubels nu vrij prijzig zijn. Ik heb daar lang mee geworsteld, want ik wilde net een mooie én toegankelijke collectie maken.”
Ultieme droom
Heleen hoopt voorzichtig op een succes, zodat de prijzen op termijn naar omlaag kunnen. Voorlopig blijft de Anna eerder een bijzonder bijzetstuk in de woonkamer dan een stoel waar je er zes van rond de keukentafel zet. “De ultieme droom is dat ik ooit kan leven van mijn meubels. En dat mijn man mee in de zaak stapt, als schrijnwerker bijvoorbeeld. Hij houdt ervan om met z’n handen te werken. Ik ontwerp, hij maakt. Ik weet niet of hij dat ziet zitten, maar mij lijkt het een goede deal.” (lacht)
Nog een allerlaatste vraag: wanneer is een interieur in balans? “Dat hangt af van het type project. Een woning moet in de eerste plaats een veilige haven zijn voor de bewoners, een publieke ruimte net een plek waar meerdere mensen zich ontspannen voelen. Voor mij klopt een interieur als het een natuurlijke omgeving is die matcht met de persoon die zich erin beweegt. Als klanten tegen me zeggen: ‘hiér kom ik thuis’. Dat compliment krijg ik gelukkig vaker, dat is fijn.”