Vriendelijk, buitengewoon vriendelijk.
Ik heb al ergere vieruurtjes meegemaakt dan dat met Guillaume Henry, creatief directeur van Carven. Een pluizige zetel bij Smets (waar hij zijn zomercollectie voorstelt), een torentje Eclairs voor mijn neus en een extreem sympathieke gesprekspartner: de man weet een interview aangenaam te houden. Geen arrogante ontwerper –de modewereld telt er helaas veel- hier.
Nochtans zouden een beetje sterallures wel begrijpelijk zijn: sinds de Fransman vijf jaar geleden aan het roer van Carven kwam te staan, maakte het ingedommelde modehuis een ware revolutie mee en staat het weer helemaal bovenaan de stijlradar. De komst van Henry betekende een nieuwe wind, voortgestuwd door een legertje pluizige teddybeer jassen die voortaan in ieder modegeheugen gegrift staan. Een ware krachttour, die er nochtans met de zachte hand kwam. Zoom op Guillaume Henry, een man vol aangename contradicties:
U verwees wel eens naar Carven als "de Schone Slaapster", hoe heeft u haar wakker geschud?
Vanop mijn witte paard natuurlijk! (lacht) Ik heb haar zo genoemd omdat het een heel oud huis is, dat in de jaren veertig een voortrekkersrol speelde. Het was een van de eerste modehuizen met een vrouw aan het roer en dat voelde je goedl. Plots is het zonder duidelijke reden langzaam uitgedoofd. Toen ik erbij kwam, besefte ik wel dat mensen nog steeds veel sympathie voor het label voelden en ik dat gevoel opnieuw moest aanwakkeren. Ik had geen groots plan of zo, maar wilde de vrouw aanspreken op een hedendaagse manier: kwaliteit aanbieden dus, maar aan een aannemelijke prijs. Luxe modehuizen zijn er genoeg, mass market labels ook, Carven ligt daar ergens tussenin. Plots begonnen enkele grote sterren mijn creaties te dragen, dan is het heel snel gegaan en stond de pers aan mijn deur. Voor ik het wist, moest ik hele shows op poten zetten.
Hoe belangrijk is de spektakelwaarde van zo’n defilé?
Voor mij is dat niet belangrijk, het narratieve telt. Ik bedenk elke collectie als een scenario en kies mijn modellen volgens een bijhorende casting. Het gaat verder dan de schoonheid of de naam van een model, wel of haar gezicht of haar manier van bewegen mijn verhaal goed vertaalt, mijn creaties juist weerspiegelt. Bij mij dus geen spektakelshows, wel verhaalshows. Het stoort me trouwens niet als mijn verhalen anders worden geïnterpreteerd. Ik maakte ooit een collectie rond het Dadaïsme, die in een belangrijke review als “sixties” werd bestempeld. Zo had ik het helemaal niet bedoeld, maar geen probleem: het hoeft allemaal niet zo letterlijk te zijn, ik vind het leuk als mensen ergens hun eigen draai aan geven. Een collectie komt in mijn hoofd tot leven, maar gaat een eigen leventje leiden eens ik hem de catwalk op stuur.
Welk verhaal is deze zomer aan zet?
Ik neem jullie terug naar mijn middelbare school in volle nineties. Ik ben op het platteland opgegroeid, veel mode was er niet voorhanden, ik moest het doen met wat ik de meisjes rondom mij zag dragen. Het populaire kliekje in mijn klas droeg toen veel opzichtige bloemenprints en vichy ruitjes. Ook de nineties stijl van sterren als Drew Barrymore en Liv Tyler heeft me geïnspireerd. De collectie is een knipoog naar die coole, een tikkeltje brutale allure.
Naar meisjes loeren dus, een vaste gewoonte?
Ja natuurlijk! Ik organiseerde mijn eerste defilé op mijn 15de: al mijn vriendinnen moesten paraderen en ik “ontwierp” hun kleren. Ik viel trouwens niet alleen hen lastig: op dat moment begon ik ook naar Christian Lacroix te schrijven. Ik had geen magazines, niets, kende geen bal van mode, maar om een of andere reden kende ik Christian Lacroix. Het leuke is dat hij nog antwoordde op mijn zever ook! Hij had een prachtig handschrift, zijn letters leken wel kant. We hebben zo een tweetal jaar contact gehouden. Sindsdien hebben we elkaar ontmoet,maar hij herinnerde zich niet veel meer van mij of van die brieven… Ik was een beetje teleurgesteld, maar hij troostte mij door te stellen dat hij in die jaren –er was nog geen internet- ontelbare brieven kreeg en schreef.
Sinds de beruchte “teddybeer jas” zal elke designer wel uw naam onthouden…
Dat is inderdaad een sleutelmoment geweest. Carven staat voor couture, structuur en volume en dat bewuste ontwerp verenigde die drie codes. Mensen zien er iets schattigs in, maar ik had dat helemaal niet zo bedoeld. De collectie was eigenlijk geïnspireerd op een naïef, verloren meisje dat haar tijd in parkings doorbrengt… Dat klinkt raar, ik weet het, maar zo had ik het voor ogen: een heftig, agressief meisje dat tegelijk veel liefde te geven heeft. De jas was bedoeld als bescherming tegen de buitenwereld, een roze teddybeer voor ongirly vrouwen: had ik al gezegd dat ik van contrasten hou…?
Over dramatische meisjes gesproken: veel internationale sterren dragen uw creaties, wat vindt u van het concept van “de muze”?
Ik weet niet goed hoe ik dat moet bekijken. Voor mij is een muze iemand die je in je werk begeleidt en de artistieke kant ervan beïnvloedt. Ze bestaan voor musici, schilders, poëten. Het modemilieu is zo vluchtig en vergankelijk: ik weet niet of het nota bene haalbaar is om hier van echte muzes te spreken. Als ik terugkijk naar de jaren zestig en zeventig –ik ben niet nostalgisch hoor- kon je over echte identiteiten spreken: er was een Birkin stijl, een Francoise Hardie stijl: zij werden niet met voorstellen gebombardeerd en moesten dus hun eigen signature zien te vinden.
Wat mij echt boven alles inspireert, is fictie! Ik hou van actrices in een filmrol, niet in hun privéleven –dan verliezen ze dat magische extraatje, die betoverende draai. Pas op, dat geldt voor iedereen: val bij mij binnen op een zondagochtend en je zal ook niet onder de indruk zijn! (Lacht) Ik spreek graag real life mensen aan, maar word zelden door de realiteit geïnspireerd.
En hoe zit het met muziek? Tegenwoordig reikt de modewereld musici steeds vaker de hand.
Dat snap ik wel, ik hou van muziek en vind het bijzonder stimulerend, maar het is niet wat mij het meeste raakt. De filmwereld, die spreekt me pas aan! In een utopisch scenario zou ik het heerlijk vinden net als in de jaren veertig of vijftig mijn handtekening onder een film te kunnen zetten. Er zijn toen een paar fantastische samenwerkingen tussen cineasten en modehuizen gebeurd, dat heeft voor stilistische legendes gezorgd. Ja, noem dat gerust één van mijn grote dromen!
Een droom die ongetwijfeld nog een staartje krijgt! Tijd nu om afscheid te nemen en op te houden in Guillaume Henry's staalblauwe kijkers (was ik vergeten melden: de man heeft fascinerende ogen!) te staren. Ik kijk alvast uit naar de vele verhalen die deze opvallend discrete, nostalgisch moderne, wandelende contradictie te vertellen heeft.
(Beeld: Tine Claerhout)