Een bos waar je niet alleen in kunt wandelen en picknicken, maar ook van kunt eten: het spreekt tot de verbeelding. Vanuit die droom begonnen ook Ophélie en haar vader Damien Goemaere een voedselbos. Wij gingen een kijkje nemen in hun Jardin d’Eve in Itter.
“We organiseren workshops en opleidingen in de hoop anderen te inspireren ”
De laatste jaren hoor en lees ik de term ‘voedselbos’ steeds vaker. Een vriend schrijft er een scriptie over, in het nieuwe Park Grote Schijn in Antwerpen komt een voedselbos en zelfs schilder Rinus Van de Velde heeft er eentje. Wat een droom uit een kinderboek lijkt, is werkelijkheid geworden: een bos waar je het eten van de takken kunt plukken en de drankjes uit de boomstam kunt tappen. Of ziet mijn fantasie het, zoals vaker, wat te groot? Is een voedselbos wel een mengeling van een moestuin en bos? Een bos met groenten aan de bomen?
Geen betere manier om daarachter te komen dan door een voedselbos te bezoeken. Daarom trek ik op de eerste dag van de lente en de Internationale Dag van het Bos – puur toeval! – naar Itter in Waals-Brabant, waar Ophélie Goemaere en haar vader Damien in 2017 het voedselbos Jardin d’Eve hebben opgericht. Ze hadden geen betere locatie kunnen kiezen: dit voedselbos in de Rue d’Eve is een paradijselijke tuin van Eva, of zeg maar tuin van Eden. Het eerste lentegroen kleurt de bomen en planten, in de verte blinkt een serre in de zon, de vijver weerspiegelt de helblauwe lucht en aan de rand van de heuvel grazen de schapen rustig verder. Ik stap nog maar net de auto uit als een vrolijke hond komt aangerend. Daarachter snelt Ophélie me tegemoet. “Het is een brave hond, maar hij heeft veel aandacht nodig,” lacht ze.
Al van jongs af is Ophélie gefascineerd door eetbare natuur. Als kind trok ze de tuin in met een gids over eetbare en giftige planten, en een kookboek over wilde planten. “Ik sprak tegen de bloemen en was altijd planten aan het plukken om er thee en papjes mee te brouwen. Niet om te spelen maar echt om te eten!” glimlacht ze. “Ook toen ik ging werken als geograaf bleef ik me bezighouden met ecologie. Op een bepaald moment begon ik zelfs vier vijfde te werken om een dag per week te helpen bij een project over medicinale planten in Brussel. Maar dat bleek niet genoeg: ik wilde nog meer tijd buiten doorbrengen en de theorie van mijn job testen in de praktijk.”
Op dat moment, in 2017, kwam vader Damien met een voorstel: “Wat denk je ervan om samen een nieuwe invulling te geven aan de paardenwei naast mijn huis?” Hoewel hij 30 jaar had gewerkt als CEO van Distec International, was het zijn kinderdroom om landschapsarchitect te worden en ook tijdens zijn loopbaan bleef hij dagelijks in de tuin werken om zijn batterijen op te laden. “Hij wilde een nieuwe weg inslaan, dichter bij de natuur, en vroeg ook aan mij wat mijn droomjob was,” herinnert Ophélie zich. “Enkele woorden kwamen meteen in me op, waaronder planten en vrijheid. Bovendien ben ik verzot op kruiden en bloemen, en mijn vader op bomen. Zo wisten we vrij snel wat de weide naast mijn ouderlijk huis zou worden: een voedselbos.”
Geduldwerk
We beginnen aan onze tocht door de 35 are grote tuin. Die naam lijkt logischer, want een echt dichtbegroeid bos is het niet. De bomen zijn nog klein, de struiken worden in toom gehouden, op de grond zie ik geen onkruid maar een laag boomschors en stro, en er is veel open ruimte. “Dat er nog zoveel open plekken zijn, komt doordat we echt van nul begonnen zijn,” legt Ophélie uit. “Sommige mensen vormen een bestaand bos om tot een voedselbos, wat meteen een wilde indruk geeft. Bij ons zal het landschap nog veel evolueren. Het is ook goed dat de bomen nu nog niet te groot zijn. Zo krijgen de jonge, lage planten genoeg licht.”
Bovendien verzekert ze mij dat het perceel volledig is opgebouwd volgens de principes van een voedselbos. “Alle zeven lagen zijn aanwezig: hoogstam-, halfstam- en laagstam- bomen, klimplanten, bessenstruiken, kleine meerjarige planten en knolgewassen.” Die beginselen van het voedselbos leerde Damien op de boerderij Ferme du Bec Hellouin in Normandië, waar hij met zijn vrouw Sophie een opleiding volgde. Ook Ophélie volgde een cursus over permacultuur, of natuurlijke landbouw.
Toch begonnen ze met die kennis niet meteen enthousiast te zaaien. “Het eerste jaar heb- ben we vooral geobserveerd en nagedacht over ons doel,” zegt Ophélie. “Waar willen we naartoe met dit project? Waar schijnt de zon? Wat is de windrichting? Wanneer vriest het? Wat is het bodemtype? Die informatie is nodig om de juiste planten te kiezen en ze op een goede plaats te zaaien of planten. Vervolgens bedekten we de bodem met een laag van 30 centimeter mest en stro om de grond te voeden, zoals de humuslaag dat doet in een natuurlijk bos. Die lange voorbereiding loont nu wel. Door de rijke grond zijn onze bomen al best groot, ook al zijn ze nog maar een vier jaar oud.” Terwijl Ophélie vertelt, knipt ze nog wat dorre blaadjes af die straks op de bodemlaag komen te liggen.
Geen weekend?
“Hier staat daslook.” Ophélie wijst intussen naar enkele groene blaadjes. “Die hebben we gezaaid naast bieslook, want die soorten werken samen om de naburige bomen te beschermen tegen ziektes.” Even verderop proeven we van de knoppen van een cassisstruik, die verrassend veel naar de zoete, kruidige zwarte bessen smaken. Erachter staat een rij fruitbomen, waaraan binnen enkele maanden pruimen, kersen, en peren hangen. Zelfs uitheemse vijgen- of perzikenbomen gedijen goed in Jardin d’Eve. Doordat Ophélie en Damien aan de noordrand een rij hoge bomen geplant hebben, die de wind tegenhouden, is het in het hart van het voedselbos namelijk 1,5 graden warmer.
Nog heter is het in de serre, waar Damien in de zomer oude tomatensoorten kweekt. Momenteel groeien er onder meer rucola, postelein en een paar doorgeschoten radijzen, die extra pittig smaken. “Zelfs als het buiten -7°C is, vriest het nog niet in de serre,” vertelt Ophélie. “Daardoor kunnen we hier het hele jaar door plantjes kweken.” Toch valt er in het voorjaar nog niet zoveel eten te bespeuren in dit voedselbos. “Het hoogtepunt van de oogst is van mei tot oktober. In de wintermaanden blijven we wel eten van het bos, maar dan vooral in de vorm van confituur, compotes, kruidenzout en kruidentheemixen, die we ook verkopen.”
Echt zelfvoorzienend kun je Jardin d’Eve dus niet noemen. “Bovendien hebben we wel fruit, groenten, kruiden, eieren van de kippen en een beetje vlees van de schapen, maar geen kaas of granen. Ik weet ook niet in hoeverre het haalbaar is om zelfvoorzienend te leven. Ik hoor dat het heel hard werken is, want de natuur wacht niet. Als je met dieren en plan- ten werkt, bestaat er niet zoiets als een weekend, uitslapen of ziek zijn.”
De lekkerste kruidenthee
Ook nu is Ophélie voltijds bezig met het voedselbos. Als ze niet buiten aan het plukken of wieden is, houdt ze zich bezig met de marketing en bestellingen, of mengt ze de gedroogde kruiden en bloemen tot kruiden- thee. Daarvoor ging ze in de leer bij ‘tisanerie’ Les Herbes de Bruxelles. We nemen plaats op het bankje bij het tuinhuis, waar ze me een kopje
Vitality Mix inschenkt. Die kruidenthee van kosmos, Franse goudsbloem, brandnetel, paardenstaart, rozemarijn en citroentijm smaakt niet alleen lekker zacht, maar is ook erg mooi. “Ik laat de bloemen en kruiden bewust heel. Zo blijven de voedingstoffen beter bewaard en leren mensen ze herkennen.”
Ophélie geniet er duidelijk van om haar plantenkennis te delen. “Wij organiseren ook workshops en opleidingen over kruidenthee en voedselbossen in de hoop anderen te inspireren. Die uitwisseling van knowhow is heel gangbaar in de voedselbosgemeenschap: we denken niet in termen van concurrentie, maar willen samenwerken zodat deze natuurlijke landbouwvorm zich verder kan verspreiden.”
Om het voedselbos en de bijbehorende onderneming draaiende te houden, krijgen Ophélie en Damien hulp van twee werkkrachten. Toch blijft Jardin d’Eve in de eerste plaats een familiegebeuren. Ophélies jongere zus houdt zich bezig met de website en de evenementen, en moeder Sophie – ook wel ‘de bron’ genoemd – gaat te rade in haar natuurgidsen als er een probleem opduikt. Familiemens Ophélie vindt het fantastisch. “Het is heel bijzonder dat ik mijn ouders op een andere manier leer kennen door samen te werken. Voordien kende ik hen alleen in de rol van moeder en vader.”
Het ziet er niet naar uit dat Ophélie nog snel terugkeert naar haar kantoor in Brussel. “Ik voel me echt goed als ik een dag in het voedselbos gewerkt heb. Mijn man zegt ook altijd dat ik straal als ik hiervandaan kom. Toen ik nog in de stad werkte, zat ik een hele dag binnen voor mijn scherm, waardoor ik de seizoenen niet echt beleefde. Nu leef ik meer samen met de natuur. Dat zou ik niet meer kunnen missen.”
"Het is heel bijzonder dat ik mijn ouders op een andere manier leer kennen door samen werken”
WAT IS EEN VOEDSELBOS?
“Een voedselbos is een bos zoals we dat kennen, maar dan vooral met eetbare planten,” vertelt Louis De Jaeger, landschapsarchitect en medeoprichter van het Food Forest Institute. “Net als in een natuurlijk bos zijn dat niet alleen bomen, maar er staan ook struiken, klimplanten, lage planten, knollen en bodembedekkers. Je werkt in verschil- lende lagen die onder elkaar groeien, waardoor je een grotere opbrengst per vierkante meter hebt.” Een voedselbos moet bovendien niet groot zijn. “Je kunt al een mooi voedselbosje creëren vanaf een stuk grond van 10 op 10 meter: dat is de ruimte die een hoogstamboom inneemt.”
Welke planten staan er in een voedselbos?
“Je kunt er appel-, pruimen-, noten- of kersenbomen planten, de fruitbomen die iedereen kent. Maar ook veel onbekende soorten zijn ideaal voor een voedselbos, zoals duindoorn, prairiebanaan, kaki, uiensoepboom, peperboom ... Bovendien produceren veel bomen voedsel zonder dat we het weten, zoals de berk of esdoorn, waarvan je sap kunt aftappen. Verder staan er in een voedselbos kleinere meerjarige planten en struiken, zoals aardbeien, bosbessen, munt, tijm ... En soms is er nog een combinatie met een moestuin. Ik heb zelf een voedselbos met twee vrienden, waar ook aardappelen, aardpeer, maïs en pompoenen groeien. Tot slot bevat een voedselbos een deel planten die niet eetbaar zijn, maar die het ecosysteem helpen door insecten aan te trekken, de bodem te bedekken of meststoffen uit de grond te halen.”
Hoe begin je eraan?
“Je kunt een voedselbos laten ontwerpen door gespecialiseerde bureaus, maar ik raad ook aan om gewoon je bodemsoort te onderzoeken en dan te experimenteren. Haal enkele planten bij de kweker en probeer wat dingen uit. Het zal misschien niet meteen perfect zijn, maar dat hoeft ook niet. Veel mensen willen een positieve impact hebben, maar doen niets omdat ze denken dat het niet goed genoeg zal zijn. Van die mentaliteit moeten we afstappen: gewoon doen!”
Hoeveel werk vraagt een voedselbos?
“In de opstartfase komt er wel wat bij kijken, maar daarna is er veel minder onderhoud dan bij conventionele landbouw. Een moestuin moet je ieder jaar opnieuw inzaaien. Als je niets doet, komen de gewassen niet terug. Een voedselbos is echter een ecosysteem dat voor zichzelf zorgt. De bomen en meerjarige planten leveren ieder jaar opnieuw vruchten zonder dat je ze moet zaaien, bemesten of bewateren. Je moet wel zorgen dat de paden en planten niet overwoekeren. En het grootste werk van een voedselbos? Dat is de oogst!”
Kun je overleven van een voedselbosdieet?
“In principe wel. Je kunt perfect een gezonde maaltijd bereiden met planten en vruchten uit een voedselbos: met brood van kastanje- meel, tofu van eikels, confituur van kersen, salade van veldzuring, venkel en bieslook ... Toch denk ik niet dat we al ons eten uit voedselbossen moeten halen. Ik pleit voor een evenwichtige combina- tie van voedselbossen en akkerbouw. Ik ben zelf dol op granen en aardappelen, en als we die op een duurzame manier produceren is dat prima. We moeten de frietjes dus nog niet opgeven.” (lacht)
Louis De Jaeger bracht onlangs de documentaire ‘Food Forest’ uit, over voedselbos pioniers in België, te bekijken via Vimeo.
FoodForest from Commensalist on Vimeo.
LEES OOK
Beauty chat met Aveda-muze Arizona muse
Dit zijn de meest tijdloze zomerjurken voor in je capsulegarderobe