Meryll Rogge maakte haar debuut bij Marc Jacobs in New York. Dat huis ruilde ze bijna acht jaar geleden in voor 'de enige ontwerper die haar terug naar België zou kunnen halen', Dries Van Noten. Sinds een tweetal jaar doet ze het zonder mentor en is het: just Meryll. "Ik was klaar met compromissen sluiten."
Alter ego’s
Rue des Francs Bourgeois in hartje Marais, Parijs. Bij Dover Street Market's 3537, in een verloederde balzaal met openhaard en prachtige raampartijen, toont Meryll Rogge (37) haar huidige wintercollectie. Geen groots defilé vol internationale topmodellen en bekende koppen front row (daar geeft de ontwerpster inmiddels niet meer zoveel om), maar een intieme cocktailparty waar toeschouwer en model zich onder elkaar mengen, tussen kledingstukken die zweven tussen day en evening wear. Een smokinghemd met ruffles, verwassen denim, Shetland-breisels met delicate scheuren, een oud deken geüpcycled tot hoodie, twee kanten slipdresses samengesmolten tot één ... Het is een kwestie van perceptie. Meryll liet zich inspireren door Cindy Sherman’s ‘A Play of Selves’ uit 1975, een visuele ode aan de alter ego’s die in ieder van ons verborgen zitten. “Ik ben niet geïnteresseerd in hoe je met kleding bepaalde karakters buiten jezelf kunt creëren,” vertelt ze. “Voor mij gaat het er meer om de verschillende individualiteiten en emoties binnen jezelf te ontdekken.”
Van dat schizofrene kantje heeft de Gentse intussen een handelsmerk gemaakt. Haar collecties worden wereldwijd geprezen om hun jeugdige energie en surrealistische trompe-l’oeils, maar evengoed om de tijdloze kwaliteit die je met elke Meryll Rogge in huis haalt. “Wat blijft er goed leven in je kleerkast? Een katoenen Oxford-shirt van Ralph Lauren, een merinoswollen trui van Dries Van Noten, een trench van Burberry ... Ik wil kleren maken die je binnen tien en hopelijk ook nog binnen twintig jaar draagt. De meeste materialen die zich daartoe lenen, zijn vrij klassiek. Ze hebben een standaard. Maar dat betekent niet dat ik me tot de basics beperk. Ik vind het net interessant om die vertrouwde stukken uit hun context en proporties te halen, en van daaruit te ontwerpen. Het is een vrij intuïtief proces."
Geluk bij een ongeluk
Als kind was Meryll voortdurend aan het tekenen. Ze wilde graag illustrator worden. Tijdens haar tienerjaren ontdekte ze de Antwerpse Zes en sloeg haar interesse om naar mode. Een studie aan de Academie trok haar zelf ook aan, maar haar ouders veegden dat voorstel van tafel. Zodra Meryll haar bachelor rechten op zak had, mocht ze wel voluit voor mode kiezen. “Mijn tweede keuze was kunstgeschiedenis. Maar ook dat mocht niet. Een geluk bij een ongeluk, want die studie had ik waarschijnlijk wel afgemaakt en dan was ik nooit in de mode beland.”
Het pad dat ze het voorbije decennium aflegde, getuigt van nogal wat wilskracht en talent. Meryll nuanceert. Ze neemt liever opnieuw het woord ‘geluk’ in de mond. “Ik mikte op drie topontwerpers met wie ik een sterke verbondenheid voelde: Marc Jacobs, Dries Van Noten en Miuccia Prada. Het zijn er uiteindelijk twee van de drie geworden, een mirakel! Er zijn veel gedreven en getalenteerde modestudenten maar slechts weinig beschikbare plaatsen. Dat Marc Jacobs in 2008 als enige reageerde op mijn stageaanvraag en ondanks de plotse kredietcrisis toch besloot om mijn visum te sponsoren, heeft in mijn ogen alles met geluk te maken.”
Op het einde van haar stage vroeg Jacobs haar aan boord te blijven als assistent-ontwerper, nog later zou ze uitgroeien tot zijn Designer Womenswear. Na bijna zeven jaar in de Big Apple kwam Van Noten aankloppen, op zoek naar een rechterhand. Hoewel Meryll toen al de ambitie had om een eigen lijn te lanceren, twijfelde ze geen seconde en volgde hem naar Antwerpen. “Het was een droom om ooit voor Dries te ontwerpen. Hij is een echte storyteller en weet zijn verhaal door te trekken in alles wat hij doet. Zijn shows, zijn winkels ... ze vormen één wereld. Ik heb veel opgestoken door hem te observeren. Eigenlijk ben ik pas na mijn tijd aan de Academie oprecht gelukkig beginnen te worden. Ik was een vlijtige student, maar deep down had ik het moeilijk met gezag en was ik het beu om altijd te moeten luisteren. (lacht) Omgaan met collega’s, zelfs met ‘bazen’, lag mij beter. Ik ondervond dat je verantwoordelijkheid moet nemen voor wat je doet. Maar dat je tegelijk ook impact kunt hebben.” Waarom was de tijd voor een eigen label in 2020 wel rijp? “Het voelde als een soort van nu-of-nooit-moment. Ik moest het gewoon proberen. Hoe waardevol het ook is om voor anderen te werken en van anderen te leren, ik was klaar met compromissen sluiten.”
Oefenen als The Beatles
Ook op haar eentje wist Meryll Rogge de aandacht te trekken. Alsof de modewereld al jaren met ingehouden adem zat te wachten op haar volgende move. Tijdens PFW in het voorjaar van 2020 was haar debuutcollectie ‘The Last Days of Disco’ the talk of town. Orders van o.a. Bergdorf Goodman en Net-à-Porter volgden vrijwel meteen. In 2021 won ze de Belgian Fashion Award voor ‘Emerging Talent of the Year’. En eerder dit jaar lonkte ook de felbegeerde LVMH Prize. Meryll was een van de twintig semifinalisten, maar greep uiteindelijk naast een finaleplaats. Was dat moeilijk te verteren? “Er waren best een aantal mensen geschrokken dat we er niet bij waren, ook vanuit de organisatie zelf. Ach, niets aan te doen. Je weet nooit naar welk profiel en welke kwaliteiten ze op dat moment op zoek zijn. Ik had al het immense geluk – durf ik het nog te zeggen? (lacht) – om erbij te zijn in Parijs. Op twee dagen tijd heb ik iedereen ontmoet: Bernard en Delphine Arnault, Anna Wintour, Jefferson Hack, Mel Ottenberg ... Goede contacten, goede energie.”
Heeft ze het gevoel dat haar parcours bij Marc Jacobs en Dries Van Noten bepalend is geweest voor het instant succes van haar jonge label? “Ja en nee. Dankzij mijn ervaring heb ik uiteraard een voorsprong op een modestudent die pas afstudeert, of op iemand die vanuit het niets een merk opricht. Oefening baart kunst, dat is zo. The Beatles repeteerden en speelden zo’n 10 000 uur samen voor ze echt goed zijn geworden. Met mode is dat hetzelfde. Je moet weten of de stof soepel valt. Of die ene print effect zal hebben of er net goedkoop zal uitzien. Als je al geen duizend kledingstukken in je handen hebt gehad, dan weet je niet hoe je daaraan moet beginnen. Dus absoluut: zonder mijn ervaring had ik vandaag waarschijnlijk niet zover gestaan. Maar het is niet zo dat Marc een goed woordje heeft gedaan bij retailers, of dat Dries aan een paar touwtjes heeft getrokken. Ik ben weer vanaf nul begonnen, met een nieuw productie- en salesteam.”
Een schuur in Deinze
Wanneer ik Meryll spreek, zit ze hoogzwanger in een gerenoveerde schuur in de achtertuin van haar ouders. Een derde woning, twee derde atelier. In de verste verte geen Vrijheidsbeeld of MoMu te bespeuren, wel Vlaamse velden en de eeuwige stilte van het platteland. Al settelde Meryll zich hier in eerste instantie niet voor de rust. Haar eerste collectie lanceerde ze net voor het coronavirus uitbrak, zonder investeerder of wilde weldoener achter zich. “In een start-up-fase ben je natuurlijk voorzichtig, zeker wanneer je je eigen spaarcenten uitgeeft. Elke 500 euro die ik kan uitsparen aan huur, komt overeen met één rol stof. Dan is de keuze snel gemaakt. Toen corona kwam, hadden we dubbel zoveel geluk dat we hier in onze schuur konden blijven, in onze bubbel. Eigenlijk heeft de crisis weinig impact op ons leven gehad, we woonden sowieso al geïsoleerd.” (lacht)
Voor haar kersverse label was het wel bang afwachten. Fabrieken sloten de deuren en Meryll zat met orders waarvan ze de levertijd niet langer kon garanderen. De enige optie was om het seizoen te verlaten. “Het was een scary periode. Pijnlijk soms, om met zoveel onzekerheid te moeten functioneren. Anderzijds waren die extra maanden welkom om er langzaam in te rollen. Een collectie produceren is gekkenwerk, en ik had het nog nooit eerder gedaan.” Intussen heeft Meryll een vaste productieverantwoordelijke en een patroonmaakster in dienst. Ook haar familie is een grote steun. Haar ouders hielpen de voorbije jaren met de administratie en boekhouding van het bedrijf, haar broers zijn nauw betrokken als adviseurs en haar vriend, designer Clement Van Vyve, maakt alle graphics. “Het was sowieso niet altijd even tof voor hen. Mijn passie is niet per definitie die van hen. Maar het heeft ons wel heel dicht bij elkaar gebracht. Nu staan we op een soort van kantelpunt, vooral dan mijn ouders: zij moeten het stilaan loslaten en van het leven genieten.” Mist ze het nooit, het gemak en de geborgenheid van het werken voor een gevestigd modehuis? “Geen seconde! Toen werkte ik ook elke dag alsof het voor mijn eigen label was. Ik ben er altijd even hard voor gegaan. Natuurlijk stel ik me vandaag veel kwetsbaarder op, vooral op financieel vlak. Want hoewel ik altijd een werker ben geweest, is het echt zwaar. Het is een hele opdracht om die cashflow gezond te houden. Dat is een zorg die ik voordien niet had.”
Vollenbak
Eén ding speelt alvast in Merylls voordeel: ze is de nuchterheid zelve. Dromen doet ze, maar met beide voeten op de grond. Hopelijk komen er ooit accessoires, schoenen en een flagshipstore in Tokio bijvoorbeeld. Momenteel is ze druk in de weer met de nieuwe zomercollectie, die voor het eerst uit een deel uniseks stukken zal bestaan. Onlangs verkocht ze ook al een groot deel van haar FW22/23-collectie aan SSENSE, als menswear. “Meryll Rogge heeft zich nooit gepositioneerd als vrouwenmerk pur sang. Ik liet het liever in het midden. Dat ook mannen en transgender personen onze kleren kopen, is organisch gegroeid. We zijn blijkbaar gender inclusive, vollenbak!”
Of ze al felicitaties kreeg van haar oud-mentors, wil ik nog weten? “Marc liket veel van mijn Instagram-posts, en Dries kwam samen met zijn echtgenoot Patrick kijken naar mijn eerste showroom in Parijs. Superlief van hem. Ik weet niet wat hij van mijn laatste collecties vindt, dat moet je hem vragen. (lacht) Ik hoop dat hij er iets moois in ziet ...”
Lees ook het interview met Thebe Magugu, winnaar van de LVMH Prize 2019.