Ze omschrijft haar poëzie als ‘peach pits’, al zijn de thema’s die ze aansnijdt allerminst peachy. Zeg maar rauw en doodeerlijk. Naar aanleiding van haar wereldtournee – met straks ook een stop in België – sprak ELLE met dichtsensatie Rupi Kaur over snelheidstreinen, mentale gezondheid en haar Indiase roots.
Het zou kunnen dat de naam Rupi Kaur je niet meteen iets zegt, maar je scrolde vast al eens door een van haar korte versjes op Instagram. Nadat ze in 2014 haar eerste dichtbundel ‘milk and honey’ zelf publiceert, groeit de Canadese met Indiase roots uit tot een van de meest invloedrijke ‘Instapoets’ wereldwijd. Nu ja, Instagramdichter … daarmee doe je haar inmiddels tekort. Literair influencer, bestselling auteur, feministe, politiek activiste, performer… Rupi Kaur (30) is het allemaal. Al houdt ze niet van de typisch westerse labels. “Zodra je in een bepaald hokje wordt geduwd, is het bijna onmogelijk om eruit te geraken en iemand anders te worden. Dat is zo beperkend. Ik ben diep geworteld in de oosterse cultuur waar een artiest zoveel gezichten tegelijkertijd kan hebben. Wie weet wie ik over tien jaar wil én kan zijn? Ik kom al van zo ver …”
Ze praat met een sappig Noord-Amerikaans accent over de voorbije tien, twintig jaar van haar leven. Hoe ze met haar ouders naar Montreal emigreerde om te ontsnappen aan de vervolging van sikhs. Hoe het voelde in de kleuterklas om geen woord Engels te verstaan – like I was abducted by aliens – en hoe ze zich in haar jeugd vastklampte aan de lokale community van immigranten. “Mijn vader vond een job als vrachtwagenchauffeur, maar hij was ook een revolutionair. Hij nam me mee naar protestacties en praatte regelmatig over wat we hadden meegemaakt. Dat hield me verbonden met mijn thuis in India. Het enige dat me heimwee gaf, was de koude.” (lacht)
Het is de ondertoon van ons gesprek: Rupi komt uit twee aparte werelden. Ze werd gedwongen om zich aan te passen aan de ene, maar weigerde haar roots in de andere te verloochenen. Bovendien, zegt ze, leerde ze al snel haar mond opentrekken. In 2015 veroorzaakte ze een Instagram-rel door zichzelf af te beelden met menstruatiebloed in bed. Haar vlijmscherpe kritiek wanneer het sociale netwerk de foto verwijderde ging viraal en leidde tot de herdruk van ‘milk and honey’, Rupi’s debuut dat ze een jaar eerder zelf publiceerde. Het boek werd een ongezien commercieel succes, met meer dan drie miljoen verkochte exemplaren en vertalingen in veertig talen.
Niet slecht voor iemand die eerst geen uitgever vond en het dan maar zelf deed.
“Absoluut, ik bewonder mijn jongere ik! Ze was een stuk onbevreesder dan ik nu ben. Een tegenslag zag ze niet als een tegenslag, maar als een uitdaging. Niemand wilde haar werk publiceren? Fine, dan zorgde ze daar zelf wel voor … Ik groeide op in een arbeidersbuurt en kende enkel taxichauffeurs en fabriekswerkers. In mijn ogen had ik dus niets te verliezen en alles te winnen. Ik had geen specifiek doel voor ogen, probeerde geen miljoenen boeken te verkopen of op The New York Times Best Sellers lijst te geraken. Vandaag voelt het alsof ik veel meer te verliezen heb. Ik heb doelen en dromen, dàt voert de druk op.”
Het is geen geheim dat je na het succes van ‘milk and honey’ kampte met de- pressie en burn-out. Wat triggerde die gevoelens?
“Ik studeerde nog toen ik dat boek uitgaf. En ineens mocht ik gaan optreden op de coolste plekken ter wereld. Ik begreep lange tijd niet wat er gebeurde. Alsof ik op een trein zat en verondersteld werd om bij de volgende halte uit te stappen. Maar de trein leek nooit te stoppen, hij ging alleen maar sneller en sneller. Meteen na ‘milk and honey’ voelde ik de druk om de volgende bestseller te schrijven. Ik tekende het contract voor mijn tweede en derde boek op het moment dat ik afstudeerde. Dat was echt overweldigend. En eenzaam, want op tournee was ik meestal de enige Punjabi sikh-vrouw. Ik voelde me weggeplukt uit mijn gemeenschap terwijl net dat gevoel van verbondenheid me het meeste vreugde geeft. Voor ik aan ‘the sun and her flowers’ begon, wilde ik een pauze nemen maar ik werd voor gek verklaard. Besefte ik wel dat ik in een vingerknip vervangen kon worden? Dat was zo’n enge en schadelijke gedachte voor iemand van amper 22.”
Je poëzie gaat over isolatie, verlies, migratie, huiselijk geweld … Is schrijven voor jou een vorm van therapie?
“Het is deels autobiografisch, maar niet 100%. Ik neem ook veel mee uit ervaringen van de mensen om me heen, de mensen met wie ik ben opgegroeid. Al van jongs af aan was ik altijd heel empathisch. Als ik iets zag of hoorde dat ook maar een beetje triest was, dan brak mijn hart in stukken. Erover schrijven helpt. Het is inderdaad therapeutisch, zuiverend zelfs. Wat voor sommigen taboe lijkt, is voor ons als groep jonge sikh-activisten helemaal niet zo. We praten over echte problemen waarmee mensen dagelijks geconfronteerd worden. Binnen de sikh-gemeenschap, maar óók daarbuiten.”
Herkenbaar is niet per se hetzelfde als geliefd. Haters vinden je werk weinig diepzinnig en beweren dat je de controverse opzoekt. Heb je het daar moeilijk mee?
“Haters gonna hate. Houden ze niet van mijn schrijfstijl of de onderwerpen die ik aankaart? Daar heb ik weinig controle over, en dat is oké. Toen ik tijdens mijn eerste shows over seksueel misbruik praatte, kreeg ik herhaaldelijk de vraag – vooral van mannen dan – waarom ik toch altijd zo agressief uit de hoek kwam. Zulke uitspraken worden zo vaak naar vrouwen gegooid. Alsof het hebben van een mening ons minder aantrekkelijk maakt of te defensief. Ik heb het even overwogen, om alleen nog maar liefdesgedichten te schrijven. Want ik wil niet overkomen als een agressieve vrouw. Maar dit is nu eenmaal mijn waarheid, mijn verhaal. Mensen die me agressief noemen, zijn niet mijn publiek. Ik ben er voor wie misbruik heeft meegemaakt en op zoek is naar een veilige plek om te genezen.”
Wanneer wist je dat je schrijfster wilde worden?
“Ik ben geboren als Punjabi en groeide op met devotionele poëzie. Ik besefte het toen nog niet, maar woorden prikkelen me. Eigenlijk was kunst mijn eerste grote liefde. Op mijn vijfde leerde mijn mama me tekenen, en daar ben ik nooit mee gestopt. Later op school begon ik de tekeningen in mijn schetsboek aan te vullen met wat woordjes in de linkerbovenhoek. Dat maakte het compleet voor mij. Het één werkte niet meer zonder het andere. Toen ik nog later op een podium stapte – ik was een jaar of 17 – voelde het alsof ik mijn visuele werk bedroog. Mijn poëzie was luider, sexier en meer in your face. Daar hield ik wel van.”
Herinner je je eerste keer op een podium?
“Alsof het gisteren was! Het ging zo hard in tegen mijn natuur. Ik was niet het meisje dat in het middelpunt van de belangstelling moest staan. Maar ik zat niet goed in mijn vel, dus op dat moment wilde ik gewoon alles doen wat ik normaal nooit zou doen, als een soort van escapisme. Het gedicht dat ik voorlas was vreselijk. Gelukkig was mijn publiek zo lief om tegen me te liegen. (lacht) Ik voelde me gesteund en binnen die sikh-gemeenschap kreeg ik de kans om mijn liefde voor poëzie te voeden. Ik heb jaren op hun podia geoefend voor ik mijn werk op Tumblr en daarna ook op Instagram begon te delen.”
Je performance is op z’n minst speciaal, alsof je de woorden zingt.
“Ik weet niet precies meer hoe en wanneer ik mijn stijl heb ontwikkeld. Ik heb er niet echt over nagedacht, maar deze manier van voordragen is intussen heilig voor me. Ook als ik schrijf, moét ik de woorden hardop zeggen, met lettergrepen en regeleinden.”
Schrijf je anders voor het podium dan voor Instagram?
“Ja, mijn korte verzen op Instagram noem ik ‘peach pits’. Iedereen denkt dat ik ze in 30 seconden schrijf, maar je moest eens weten hoeveel bloed, zweet en tranen ze me kosten! Ik begin meestal met een tekst van ongeveer 500 woorden, die ik pel als een perzik tot alleen de harde kern overblijft. Een proces dat dagen, soms zelfs weken kan duren. Mijn peach pits zijn het krachtigst op papier, vind ik, omdat ik heel bewust een minimum aan woorden gebruik. Ik haat verspilling. Elk woord moet iets zéggen. Bij mijn podiumpoëzie heb ik de ruimte, de luxe om mijn boodschap lekker lang over te brengen.”
Op 16 oktober sta je bij ons voor een uitverkochte Koningin Elisabethzaal. Wat mogen we verwachten?
“Geen idee! Elke show is weer anders dan de vorige. Logisch, want mijn publiek maakt deel uit van de performance: ze reageren op wat ik zeg en onderbreken me de hele tijd. I love it! Het gaat erom dat ik contact met hen maak, daarom zijn we toch allemaal samengekomen? Tijdens een van mijn laatste shows, in Fort Lauderdale, kreeg ik plots een staande ovatie na het allereerste gedicht. We waren nog maar vijf minuten bezig; ik was niet eens opgewarmd! (lacht) Het gedicht ging over depressie, iets waar ik jaren mee heb geworsteld. Om dan op dat moment toegejuicht te worden, dat maakte voor mij de cirkel rond.”