3. Het licht: licht is in de bergen erg fel en kan heel wat foto’s verpesten. Het is er dus belangrijker dan ooit goed te weten hoe je ermee moet omgaan.
In het algemeen zendt een lichtbron (de zon, de maan, een lamp, de flits,…) gelijktijdig licht op zowel het onderwerp van een foto als de fotograaf (direct licht). Dat licht zal op het onderwerp weerkaatsen richting de camera (indirect licht), die het gebruikt om het beeld op de gevoelige plaat vast te leggen. Bedoeling voor een goede foto is het directe licht zo gering mogelijk te houden, in het voordeel van indirect licht.
Dat kan door als fotograaf zo dicht mogelijk bij de lichtbron te staan:
Tip: de beste momenten voor een foto zijn de eerste en laatste uren van de dag, wanneer het licht minder fel is en de kleuren in het algemeen warmer worden.
Tip: kies wel een zonnig moment uit voor je fotosessie. Indien er mist is, reflecteert de sneeuw al het witte licht en verlies je je dieptezicht.
Tip: tegenlicht is de positie waarbij je onderwerp tussen jou en de lichtbron staat. Er komt dan zoveel licht in de camera dat die verblind wordt en een erg donker beeld zal opleveren. Dit gebeurt vaak per ongeluk, maar kan bewust ook erg mooie foto’s geven.