Goed voor zo’n 500 nieuwe kleren per jaar, een betoverende modestroom, de verleiding tot een verkleedpartijtje is hier groot, heel groot… Al kan ik het meteen vergeten en word ik met mijn neus op een wel heel harde realiteit gedrukt: “Eens een jurk in het archief terechtkomt, wordt het een museumstuk en mag het nòòit meer gedragen worden!” As in: Nooit. Meer! Mocht Koningin Mathilde morgen in hoogsteigen persoon op haar blote knieën om een paar handschoentjes komen smeken, het zou nog een categorieke “neen” zijn. “Het klinkt streng, maar het contact met de huid of met zweet is een te groot risico. Onze taak is een stuk in een zo goed mogelijke staat te bewaren.”
Met lichtjes bloedend hart ontdek ik wat er dan wel met de kleren gebeurt. “Als we een nieuwe lading binnen krijgen, zoals deze collectie van Olivier Theyskens voor Nina Ricci, wordt elk stuk apart geïnventariseerd, gefotografeerd, op kwaliteit gecontroleerd en uiteindelijk gearchiveerd.”
De collectie bevat ook enkele waanzinnige schoenen die Imelda Marcos groen van jaloezie zouden maken. Over Marcos gesproken, de voormalige Filipijnse presidentsvrouw verwierf in de eighties wereldfaam om haar schandalig uitgebreide verzameling schoenen, maar zag diezelfde collectie enkele jaren geleden wegens slechte conservatie ten onder gaan aan schimmel en infecties –het feit dat een tropische storm haar oude dressing had doen onderlopen, zal er ook wel voor iets tussen hebben gezeten.
Een drama dat hier compleet onmogelijk lijkt. “We bewaren de kleren onder strikte voorwaarden: in een koele temperatuur, het licht gaat zelden aan en in het algemeen laten we ook zo weinig mogelijk bezoekers binnen. Verder controleren we alles op kwaliteit, bij de minste twijfel gaat een stuk in quarantaine.” Zo werd onlangs een bontjas met een kleine schimmel ontdekt, goed voor eenzame afzondering en een behandeling in de modeklinkiek op de vijfde verdieping van het ModeMuseum. Daar vinden we spoelbakken, microscopen (“voor weefselanalyse en om gevonden insecten te identificeren”), naalden en overig ‘medisch’ gerei dat het leven van desbetreffende mantel hielp redden. “Onze restauratrices behandelen stukken hier tegen slijtage, schimmel, scheuren, enzovoort. Vaak worden ze eerst met alcohol ontsmet en later met gammastralen (!) bewerkt. Bont, wol en veren gaan bij aankomst trouwens sowieso in quarantaine. We laten ze een aantal weken in een frigoruimte zitten, kwestie van elk levend organisme –zoals motten- eruit te vriezen.” Voor de expo rond veren, vorig jaar een grote hit in het museum, zette een speciale firma zelfs een zuurstofvrije tent op om de stukken een maand lang in te hangen. Kortom: alles, maar dan ook àlles, opdat de kleren geen eigen leven zouden gaan leiden –en neem dat laatste maar letterlijk!