“Iedereen was aangekleed , ik was al uren in de weer en vrijwilligers hadden er maandenlang voor gewerkt. Zelfs het kindje Jezus en Maria stonden klaar. En toen ging de show niet door omdat het te hard regende. Mensen hebben gehuild, ja.”
We genieten van een nazomers zonnetje op een Parijs terras en Glenn Martens haalt de herinnering aan zijn meest dramatische defilé ooit op. Dat speelde zich niet af in in de Lichtstad, wel in thuisstad Brugge, waar hij vorig jaar een reeks kostuums voor de Heilig Bloedprocessie tekende. Een project dat dus in het water viel, al herrees het dit jaar uit haar assen en zagen zijn kostuums dan toch het Brugse daglicht. “Ik heb er verder wel leuke herinneringen aan. Voor de gelegenheid had ik looks in neopreen getekend en prints ontwikkeld op basis van Middeleeuwse schilderijen uit het stadsarchief. Hoe ik bij dat project ben terechtgekomen? Via mijn voormalige sportleraar uit het middelbaar, wiens vrouw in de gemeenteraad zit. Danku dus, Mijnheer Vandermeersch.”
Ondertussen showt Martens zijn werk onder de naam Y/Project en dat heeft hij deze keer aan geen enkele turnleraar, maar wel aan zijn eigen talent te danken. De 32-jarige ontwerper nam in 2013 het roer van het onafhankelijke label over en boekte al snel successen met zijn eclectische esthetiek. Naast andere amokmakers als Vetements geeft hij de modewereld een serieuze rammeling door klassieke codes –eerste slachtoffer: de “goede smaak” in vraag te stellen met zijn opvallend draagbare ondraagbare stukken. Zijn shows groeien stilaan uit tot dé verplichte rendez-vous voor elke zichzelf respecterende modeminnaar tijdens de modeweek en dat was ook daags voor ons gesprek het geval. De presentatie van zijn SS17 collectie verliep zonder incidenten. Tenminste, dat dachten de Modeminnaars Met Veel Zelfrespect. “Eigenlijk liep het compleet fout, de repetitie was één en al drama omdat alle schoenen min of meer zijn ontploft! Omdat we niet erg veel budget hebben, ben ik die gaan kopen in Chinatown. Ik dacht dat ze wel zouden houden, maar dat was dus niét het geval. Plots was het krak, modellen op de grond, schoenen die in het rond vlogen… Reken daarbij dat ik een gigantische kiek zonder kop ben op zo’n moment. Eigenlijk loop ik maar wat rond en besef ik achteraf dat ik helemaal nergens voor dien. Het was ook een gigantische stress omdat het defilé in een school doorging en we om veiligheidsredenen moesten wachten dat àlle leerlingen weg waren om de show te beginnen bouwen. Twee en een half uur tijd dus en ik kan je zeggen dat dat niet genoeg is! Uiteindelijk is het goed gekomen: we hebben schoenen van vorige seizoenen bovengehaald en een update gegeven en vooral heel hard de vingers gekruist. Er heeft ook niemand gehuild.”
Hoe dan ook, het werd een succes, welk verhaal zit er in de lijn?
“Helemaal geen! Y/Project is een erg eclectisch merk dat eigenlijk vanalles en nog wat verenigt. Elke collectie opnieuw vertrekken we vanuit een mengelmoes aan invloeden: de geschiedenis, subculturen, etnische zaken, enzovoort. Er bestaat geen verhaal, enkel een interessante mix van sferen. Ik denk dat het label juist daarom zo modern is: tegenwoordig zijn we verschillende personen tegelijk: we zijn werkmensen, we zijn lovers, we zijn feestbeesten, we zijn ouders. We leven in tal van diverse situaties en moeten ons telkens opnieuw aanpassen aan de context. Juist daarom vind ik het belangrijk dat de lijn flexibel is. Er zijn bombers, bleached jeans, cocktailjurken, bustiers, tailoring,…: voor elke situatie, voor elke emotie wat wils! We werken trouwens niet met één bepaalde man of vrouw voor ogen, er is niet echt een doelgroep. In tegenstelling tot sommige andere labels is het niet onze bedoeling één of andere army op te richten.”
In je werk is wel een duidelijke link naar kunst en architectuur te vinden.
“Dat krijg je natuurlijk als je opgroeit in Brugge en je vader nogal een kunstfreak is. Hij sleurde ons als kind echt overal mee, ik heb elke kapel, kerk, kasteel of museum in en rond de stad wel gezien en die blijven me beïnvloeden. Ik ben een kind van de nineties en verwerk in mijn stukken ook heel veel underground en street culture, maar er zal ook altijd iets bourgeois en klassieks in zitten. Kijk naar de locatie van het defilé maandag: een school die vroeger een Franciscaans klooster was. De show zelf vond plaats in de voormalige bibliotheek, versierd met fresco’s die eigenlijk al vijftig jaar op restauratie wachten. Er zijn stukken uit gevallen, de kleuren zijn vervaagd, hier en daar ontbreekt een figuur: ik vond dat wel passen bij de lijn van het label –een historische link, maar dan compleet getrasht.”
A propos, welke Historische Zombie zou je willen kleden?
“Zonder twijfel Maria Van Bourgondië! Dat is al van jongs af aan een obsessie. Naar het schijnt was ze ook echt een van dé schoonheden van de Middeleeuwen en is op haar vijfentwintigste nogal dramatisch aan haar einde gekomen: ze viel van haar paard, het beest viel op haar, ze brak alle botten in haar lijf en na vijf dagen agonie was het met haar gedaan. Ze ligt nu in de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Brugge, in een bronzen praalgraf met heel veel franjes. Eigenlijk niet zo mooi, maar als kind dacht ik, ‘wow!’”
“Wow” is ook wat gasten dachten toen je ze twee jaar geleden in de Parijse grafkapel van Marie-Antoinette in hoogsteigen persoon ontving…
“Haha, inderdaad. Er zijn een paar mensen die ik niet meer mag bellen en daar hoort de verantwoordelijke van die kapel bij. Ik zocht een locatie voor mijn show –ik tekende toen nog onder mijn eigen naam- en kwam bij de rustplaats van Lodewijk XVI en Marie-Antoinette terecht. Die is na de revolutie boven een massagraf gebouwd en is niet bedoeld voor sexy modeshows, maar dat had de assistent van de verantwoordelijke in kwestie –op dat moment op reis- niet begrepen. Toen die persoon terugkwam kwam er heel wat woede bij kijken, het is blijkbaar ook illegaal om bij een graf te showen, enzovoort. Ik was vooral geweldig tevreden, het blijft één van mijn sterkste herinneringen aan de modeweek.”
Wat vind je, naast locaties jagen, nog leuk aan de organisatie van een show?
“Het allerleukste is de styling! Dat gebeurd pas heel laat, een paar dagen voor het defilé, en is erg interessant omdat je plots creaties waaraan je al zes maanden hebt gewerkt opnieuw in vraag stelt. Je hebt ze op papier getekend, bedacht voor één silhouet, maar plots komt er een tweede creatief proces op gang. Ik doe dat samen met een styliste en het is steeds opnieuw leuk, eigenlijk her-ontwerp je je collectie.
Pleeg ik op mijn beurt heiligschennis als ik zeg dat sommige looks van maandag me aan Christina Aguilera’s Dirrty chaps doen denken?
“Totaal niet! Ik dacht niet bewust aan haar toen ik het ontwierp, maar ben wel een kind van de jaren negentig. Die ervaring kruipt in je hoofd en beinvloedt alles: Christina, haar chaps, de baggy fake skater broeken die ik toen droeg… ze lopen niet zomaar weg! Logisch ook, het zijn de jaren waarin je bent opgegroeid, waarin je jezelf bent beginnen ontplooien en dat blijft je bij. Dat geldt trouwens voor veel ontwerpers van mijn generatie.”
Hoe ben je van plan de rest van de modeweek door te brengen?
“Dit jaar is het fantastisch leuk: ik showde op de allereerste dag van de week en ben bij deze van alle stress af. Ik geef de komende dagen wat interviews en heb afspraken met klanten, maar ga niet echt naar andere shows kijken. Ik ga vooral chillen en me stevig amuseren. De voorbije weken heb ik, in de aanloop naar de show, als een kluizenaar geleefd en nu is het tijd om stoom af te blazen. ‘Als je iets doet, doe het dan goed’: dat geldt zowel voor werken als feesten!
Waar kunnen wanhopige fans je dan vinden?
Eén van mijn favoriete clubs bevindt zich iets buiten het centrum, een soort ondergrondse kelder waar je enkel binnenkomt als je op de lijst staat. Connecties in de muziekwereld zijn daarvoor mooi meegenomen. Het probleem met Parijs is dat het altijd te druk is in clubs: je moet uren in de wachtrij staan, alles kost een fortuin, er is extreem veel volk. Kleinere, meer underground adresjes hebben dat niet en dat is er zo leuk aan. Er is geen sprake van hypes of zo, vaak zie je trouwens dat er in de stad iets opengaat, er meteen een enorme buzz rond ontstaat en die na zes maanden kapot is, volledig overgehypt.”
Die beschrijving klopt met de manier waarop ik Glenns werk een jaar geleden leerde kennen: met een gin-tonic in de hand (en drie nieuwe die al klaar stonden aan de bar), dreunende beats in de oren en een verblindende strobe light in de ogen. Dat alles uiteraard in een underground club, waar de presentatie van zijn eerste vrouwenlijn voor Y/Project plaatsvond en waarvan geen enkele gast zich vandaag nog de naam zou herinneren. Het was weer eens wat anders dan Marie-Antoinettes grafkapel, maar sommigen moeten het nu eenmaal van cocktails hebben…