ELLE gaat in de leer bij mensen die het maken. Ze steken hun handen uit de mouwen en creëren parels van objecten die het midden houden tussen kunst en craft. Deze maand: meubelmaakster Esther De Vos.
Ze omschrijft zichzelf als perfectionistisch én ongeduldig – geen dankbare mix als je werkt met een onbuigzaam materiaal als staal. De Leuvense Esther De Vos (27) timmert nu anderhalf jaar aan haar eigen merk, en de opdrachten stromen binnen. Dat een week voorlopig geen weekends telt en haar handen 24/7 vol blaren staan, neemt ze er met de glimlach bij. “Het is zelfs zo erg dat ik haar alleen nog maar in overall te zien krijg”, grapt haar vriend Roel net voor we aan het interview beginnen: “Die look gaat haar goed af, ze was nooit een girly girl.”
Er is inderdaad weinig meisjesachtig aan het beroep van Esther De Vos. Ook haar ontwerpen ogen stuk voor stuk simpel en elegant. Geen tierlantijntjes, wel pure dynamiek. Een paar scheve tafelpoten bijvoorbeeld. Ze verraden veel denk- en puzzelwerk, en vooral hard labeur. Stalen buizen worden in de garage van haar ouders gelast tot ingenieuze meubels en grondig gecontroleerd voor ze van eigenaar wisselen. Vandaag stelt Esther haar creaties voor tegen het industriële decor van Hal 5 in Leuven.
Het ruikt hier naar handenarbeid. Wat maak je zoal?
“In het begin maakte ik vooral kleinere stukken: een magazinehouder, een bijzettafeltje, een kleding- en handdoekenrek … Dat was voor mijn eigen collectie. De voorbije maanden worden de projecten en meubels alsmaar groter en doe ik vooral maatwerk in opdracht. Van trapleuningen tot schuifdeuren – zolang een verzoek bij mijn stijl aanleunt, sta ik voor alles open. Ik moet nog veel leren en sommige dingen maak ik voor het eerst. Maar ik ben van het principe: als je het niet probeert, dan weet je nooit of het binnen je mogelijkheden valt. Al doende leer je veel. Voor de stabiliteit van mijn ontwerpen doe ik een beroep op mijn broer. Hij is ingenieur bouwkunde en hielp me aan een formule om de doorbuiging van staal te meten. Op meer bescheiden meubelstukken ga ik zelf eens zitten om de stevigheid te testen.” (lacht)
Je studeerde Sociaal-Cultureel Werk en Cultuurmanagement. Hoe kom je dan uit bij staalbewerking?
“Die interesse is eigenlijk pas ontstaan tijdens mijn opleiding Interieurvormgeving aan LUCA School of Arts. Ik kwam daar dagelijks langs een atelier dat tot mijn verbeelding sprak, maar de machines waren er nooit vrij. Het fascineerde me dat er effectief dingen gemaakt werden, niet enkel in maquette. Vrij impulsief schreef ik me in voor een avondcursus Lassen aan het VTI in Leuven. Staalbewerking was geen meisjesdroom, ik wilde gewoon iets concreet om handen hebben. De liefde voor het vak groeide pas later.”
Wat spreekt jou zo aan in dat ‘zelf maken’?
“Ik wil volledig mijn ding doen op het vlak van design en uitvoering. Mijn ontwerpen steken steeds beter in elkaar, omdat ik zelf kan lassen en intussen zowel de mogelijkheden als de beperkingen van staal ken. Ik kan snel inspelen op de vraag van klanten en produceer een nieuw meubelstuk op relatief korte tijd. Er zijn geen tussenpartijen. Ik doe alles zelf, van de eerste schets tot de levering van het eindproduct. Alleen het poedercoaten van de meubels besteed ik uit aan een familiezaak in Hoboken. Zij bewerken het staal met poederlak en bakken het vervolgens in een oven, zodat de poedercoat een dichte, beschermende laag vormt. Daar heb ik in de garage van mijn ouders nét niet de ruimte en middelen voor.” (lacht)
Zie je jezelf als een ambachtsvrouw?
“Het geeft veel voldoening om iets te maken met mijn handen. Maar ik doe meer dan louter uitvoeren. Ik denk ook graag mee met de klant. In de opleiding Interieurvormgeving leerde ik digitaal tekenen en verfijnde ik mijn ruimtelijk inzicht. Dat helpt me nu bij het maakproces. Er zijn dus eigenlijk twee kanten aan mijn job, maar toch loop ik doorgaans rond in overall, ruik ik naar staal en zie ik zwart van het vuil. De dag afsluiten met een feestje zonder eerst te douchen, is geen optie.”
Vergeef ons de stereotiepe vraag, maar is dit geen mannenwerk?
“Ik krijg wel vaker te horen dat lassen helemaal niks voor een vrouw is. ‘Allez, waarom niet?’, denk ik dan. ‘In welke tijd leven wij?’ Maar misschien hebben ze wel gelijk wat het fysieke aspect betreft. Het is loodzwaar werk en ik ben vrij petite. Mijn handen zien af en ik vrees dat mijn rug het snel zal begeven … Onlangs maakte ik kledingrekken en stalen constructies voor de paskamers van Pêche, een nieuwe boetiek in Sint-Niklaas. Ik werkte met volstaal van drie centimeter dik en zes meter lang. Midden in een hittegolf! Probeer dan maar eens om die buizen op te heffen en in de zaagmachine te krijgen.”
Geen handig materiaal om te bewerken dus?
“Klopt, hout bijvoorbeeld kun je veel makkelijker naar je hand zetten. Staal is heel stijf en allesbehalve flexibel. Past het niet, dan past het niet. Bovendien wordt ijzer warm als je het last, en dan weer koud. Het zet uit en krimpt vervolgens weer in. Ik kan perfect in negentig graden lassen en toch is het resultaat vaak geen rechte hoek. Loopt het scheef – letterlijk – dan moet ik het doorslijpen en opnieuw beginnen. Ik moet me aanpassen aan het materiaal, niet omgekeerd. Dat is de wet van staal. Maar ik hou ervan, want je kunt er veel kanten mee uit. Staal is een neutraal materiaal dat je goed kunt combineren met andere stoffen. Voor mijn afstudeerproject maakte ik een schommelstoel met een stalen frame en een leren zitvlak. En veel van mijn huidige meubels bestaan uit een mix van staal en glas.”
Wie zijn jouw klanten?
“Dat varieert. Iedereen die graag een uniek meubelstuk in huis wil, maar ook bedrijven en eenmanszaken. Zo werkte ik al samen met restaurant Taste in Leuven en met Ellen Wauters, de vrouw achter Jackie Bohème. Haar nieuwe Maison Jackie is Ellens tweede eventlocatie in Antwerpen die je kunt afhuren voor meetings of workshops. Mijn stalen designs passen er perfect in het minimalistische interieur met een bohemientoets. Ook met interieurarchitecte Sophie Peelman vorm ik vaak een team. Het is fijn om samen naar iets toe te werken. Wanneer ik creëer, ben ik op m’n eentje in mijn ‘atelier’, mijn cocon. Daarnaast kom ik graag buiten om ideeën uit te wisselen. Alleen is maar alleen.”
Wat is het mooiste compliment dat je ooit hebt gekregen?
“Gewoon, het feit dat mensen mijn meubels kopen. Ik was oprecht trots toen mijn vriendengroep samen een van mijn tafeltjes kocht voor de housewarming van een vriendin, zodat ze een ‘échte Esther De Vos’ zou hebben. Mijn vrienden en familie steunen me onvoorwaardelijk. Dat er daarnaast ook andere mensen zijn die me een stukje van hun interieur toevertrouwen, geeft een heel speciaal gevoel.”