Nieuw talent in onze backstage reeks: de Italiaans-Belgische Gioia Seghers weeft vanuit haar minuscule atelier in Brussel een heus succesverhaal, one to watch!
Het is weer eens wat anders dan een herenhuis vol naarstige naaisters, een modefabriek of een 30-koppig atelier: deze week treden we in de voetsporen van een ontwerpster aan het prille begin van haar carrière. Hoe ziet het leven eruit voor een kersverse La Cambre alumnus? “Best goed eigenlijk. Je leeft en werkt in een piepkleine ruimte en bent voor zowat alles op jezelf aangewezen, maar je hebt een passie en die maakt het allemaal dubbel en dik waard!”
Gioia Seghers, in 2012 afgestudeerd aan La Cambre, vuurde vorige winter haar allereerste collectie op het grote publiek af. Bombers, kimono’s en jurken uit geweven linten, gekookte wol en kant met een twist lokten klinkende lofzangen uit bij de modepers. Ondertussen staat er ook een zomerlijn op haar teller en liggen de looks voor komende winter op haar werktafel. Diezelfde werktafel bezoeken we in het Brusselse appartement dat ze met haar vriend deelt: “Hij is grafisch designer en werkt ook thuis, voorlopig leven we nog in vrede, maar ik denk dat we binnenkort toch elk onze eigen ruimte nodig zullen hebben…”
Een label, hoe jong ook, neemt dan ook de nodige plaats in: naaimachines, moodboards, meters stof, knipsels, een stoommachine en en dozen vol “materiaaltesten” vullen de muren van de gezellige werkstek. Die laatsten zijn essentieel: het handelsmerk van Gioia Seghers is immers haar bijzondere textielbewerking. “Voor mij is materiaal echt het allerbelangrijkste, ik kan uren testen hoe verschillende weeftechnieken op elkaar inspelen. Het was op school al mijn grote passie, mijn afstudeercollectie maakte ik in samenwerking met een Frans kantmuseum en ook mijn eerste winterlijn kwam tot stand met de hulp van een dentellier. Ik werk veel met linten –geknoopt, geweven of boven elkaar gemonteerd- en probeer zo een uniek materiaal te creëeren voor mijn ontwerpen. Daarnaast ook gewatteerd velours, kantmotieven en gekookte wol: dit soort details maakt een stuk voor mij een pak nobeler!”
Een tweede kenteken zijn de metalen ringetjes waarvan quasi elk stuk in het atelier is voorzien: “Ik hou van contrasten. Enerzijds clasht het harde metaal met de zachte linten of fragiele kant. Anderzijds is er ook het spel van zien en niet zien: nu eens komt er een stuk huid tevoorschijn, dan weer niet. Het is een spel van doorzichtigheid en tegenstellingen.”